GEMEENTE BREDA
üi3lagen 1991
No.368
4 October 1951
V/16978
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van een verordening regelende de
samenstelling en inrichting der plaatselijke
Commissie van toezicht op het middelbaar on
derwijs en tot benoeming van 3 leden.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
De ingevolge art,46 der middelbaar onderwijswet voor deze gemeente ingestel
de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs,bestaat momenteel uit een
voorzitter en 2 leden.Als voorzitter fungeert de heer J.A.Meijs>wethouder van On
derwijs, als zodanig door Uw College benoemd in Uw vergadering van 7 September
1950,terwijl als leden in Uw vergadering van 15 November 1946 zijn aangewezen de
heren W,Hofman, leider Electron en Ir.W.Thunissen,directeur N. V. Albouw,beiden al
hier.
Aangezien de M.O.wet voorschrijft,dat 2 leden der commissie van toezicht door
de Kamer van Koophandel en Fabrieken moeten word en benoemd,zijn beide laatstgenoemde
heren indertijd tevens door voornoemde Kamer als lid aangewezen»
In een onlangs door voornoemde commissie gehouden bijeenkomst is teneinde de
commissie meer en beter aan haar doel te kunnen doen beantwoorden ons verzocht U
voor te stellen aan het aantal leden enige uitbreiding te doen geven en voor de
samenstelling en inrichting der commissie een plaatselijke verordening te doen
vaststellen.
Aangezien wij het verzoek der commissie alleszins gemotiveerd achtten,hebben
■■'ij in overleg met de commissie een concept-verordening samengesteld, welke wij
U hierbij ter vaststelling: aanbieden.
De artikelen der verordening zijn o.i. voldoende duidelijk,zodat wij menen
ons van het geven van een toelichting erop te kunnen onthouden
Ten aanzien van de te benoemen leden merken wij nog het volgende op:
Zoa,ls U uit artikel 1 der verordening zal blijken, zal de nieuwe commissie uit
6 leden bestaan,waarvan 2 leden,ingevolge het bepaalde in artikel 46 sub a der mid-
■3elbqp,r onderwijswet,benoemd door de Kamer van Koophandel,
De in de commissie zitting hebbende leden,de heren Meijs (voorzitter)Hofman
e-1 Thunissen worden,ingevolge de overgangsbepalingen der verordening (art. 14),ge-
acht te zijn benoemd overeenkomstig de bepalingen der verordening.