gaven in overeenstemming zijn met een goed financieel beleid der gemeente; dat, nu deze uitgaven ongeveer hetzelfde zullen bedragen bij demping van de Haven als bij het niet dempen van de Haven en zelfs in het eerste geval nog 47.000,- lager wordt geraamd, Gedeputeerde Staten ten onrechte in een be oordeling getreden zijn van de vraag, welke maatregelen de voorkeur verdienen; dat Gedeputeerde Staten, door in een beoordeling te treden van de motieven, welke de raa.d tot zijn besluit hebben geleid, inbreuk hebben gemaakt op de autonomie van de raad en zich daardoor een bevoegdheid hebben toegeëigend, welke hun niet toekomt; dat de raad bovendien van oordeel is, dat ook wanneer hij zich op het standpunt plaatst, dat Gedeputeerde Staten geen inbreuk zouden hebben gemaakt op de autonomie van de raad, de overwegingen van Gedeputeerde Staten allerminst steekhoudend zijn te achten; dat dit reeds blijkt uit de overgelegde notulen van de desbetreffende raadsvergaderingen; dat de raad ten aanzien van de verbindingsweg nog stelt, dat er weliswaar twee mogelijkheden voor het invoeren van deze weg zijn-zoals op de kaart is aange geven- doch dat in beide gevallen de demping van de Haven noodzakelijk is, daar in beide gevallen de invalsweg op de sinds een tiental jaren bestaande door braak, genaamd de Markendaalseweg moet worden aangesloten en in beide gevallen de aanwezigheid van de Markendaalseweg een logische voortzetting van deze brede verkeersader over de Haven impliceert; dat aldus alleen een noord-zuid verbinding te verwezenlijken is (waarnaar in Breda reeds jaren wordt gestreefd, getuige de aanleg van de Markendaalseweg) welke nu een bepaald hiaat vertoont en daardoor practisch waardeloos is; dat in beide gevallen de invalsweg bovendien naar het winkelcentrum der stad dient te lopen, waartoe de Haven en de directe omgeving daarvan behoren; dat de raad voorts de zienswijze van Gedeputeerde Staten ten aanzien van de parkeer ruimte onjuist acht; dat er in het centrum zelf gelegenheid bestaat tot par keren op de Markt, welke echter geregeld in gebruik genomen wordt door markten, kermissen e,d., welke overigens door zijn geringe breedte slechts een betrek kelijk klein aantal auto's kan opvangen; dat daarnaast nog enkele wagens kunnen worden gestald op het Kasteelplein en een nog geringer aantal op de Havermarkt; dat het centrum van Breda overigens door zijn zeer nauwe straten - een gevolg van het oude karakter van Breda als vesting - geheel verstoken is van parkeer ruimte; dat zich om dit centrum heen enkele mogelijkheden groeperen, waarvan die op de Oude Vest en het Van Coothplein de voornaamste zijn te noemen; dat de Oude Vest, welke in de toekomst zal worden ongebouwd tot een brede verkeers weg en dan uiteraard weinig gelegenheid tot parkeerruimte zal bieden, reeds -thans- -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 1315