_4-
thans daartoe slechts betrekkelijk weinig ruimte biedt, omdat deze door
vrachtrijders in beslag genomen wordt en bij voorkomende gelegenheden ook
door de kermis; dat het Van Coothplein slechts aan de stille zijde bruik
baar is, terwijl de langgerekte, smalle vorm een handicap vormt, dat het
drukke autoverkeer nu reeds door de bestaande parkeergelegenheden onmoge
lijk kan worden opgevangen, zodat niet kan worden gesteld, dat Breda van vol
doende parkeergelegenheid is voorzien; dat de bij havendemping aan beide zij
den van de hierboven bedoelde verkeersweg vrijkomende ruimte te meer voor
parkeergelegenheid geschikt is, nu beoogd wordt het verkeer van de weg Moer
dijk- Antwerpen via de Haven naar het centrum van de stad te leiden; dat Ge
deputeerde Staten in hun verdere overwegingen stellen, dat in de huidige om
standigheden het doen van kapitaalsuitgaven beperkt behoort te worden tot de
gevallen van strikte noodzaak, welke in casu thans niet aanwezig moeten wor
den geacht dat de raad ten a nzien van deze overweging zou willen stellen dat
het dempen van de Haven uiteindelijk zou kosten 1.030.300,- en het niet
dempenvan de Haven uiteindelijk 1.077.300,-, zodat het niet dempen van de
Haven duurder zou komen dan het wel dempen-; dat da-rbij wel kan worden g-stsie
dat ae nieuwe brug, welke bij niet demping nodig zal zijn, vermoedelijk nog wel
enkele jaren kan wachten, doch dat dit niet 'wegneemt, dat zeker bij het steeds
stijgende prijspeil uiteindelijk over jaren gerekend, dempen het voordeligst
blijft, zodat, gezien in het licht van deze cijfers, 'waaraan uitvoerige bere
keningen van het ingenieursbureau Witteveen en Bos uit Deventer ten grondslag
liggen, de raad de financieel voordeligste en Gedeputeerde Staten der provincie
Noord-Brabant de financieel nadeligste weg hebben gekozen; dat de raad op al
deze gronden meent goed te doen met gebruikmaking van de hem in artikel 244
der gemeentewet gegeven bevoegdheid de voorziening te vragen welke in dit ar
tikel is bedoeld;
Overwegende wat betreft het bezwaar van de appellaat, dat door het be
streden besluit de autonomie der gemeente zou worden aangetast, dat dit nicJ'
opgaat, aangezien Gedeputeerde Staten bij dit besluit gebleven zijn binnen de
grenzen van hun wettelijke taak;
Overwegende voorts, dat de raad der gemeente Breda met de onderhavige
begrotingswijziging heeft beoogd de gelden beschikbaar te stellen voor het
dempen van de Haven;
dat deze demping, naar het oordeel van de raad, noodzakelijk is voor de
uitvoering van een plan om een goede Noord-Zuid verbinding in het centrum d^
staqléian te brengen en voor het verbeteren van de riolering ter plaatse;
-dat-