x). Artikel 1. De zinssnede"voorzover daarin niet wordt voorzien door het centraal over leg ingevolge de gemeenschappelijke regeling betreffende de behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden"ziet op een eventuele toetreding tot bedoelde gemeenschappelijke regeling,waarom!rent wij U een afzonderlijk voorstel doen toekomen. Artikelen 2 en 5» Volgens de ontwerp-regeling zullen in de overlegcommissie en haar secties drie leden uit Uw Raad zitting hebben(thans drie leden in elk der beide com missies) terwij 1 de plaatselijke afdelingen der vakorganisaties voor de com missie twee leden,voor de secties één dan wel twee leden,al naar gelang haar grootte,zullen kunnen aanwijzen. Aanvankelijk achtten wij het wenselijk zowel voor de commissie als voor haar secties te streven naar een zekere beperking van het aantal leden ook van de plaatselijke organisatie-afdelingen,omdat die beperking zou kunnen strekken tot een reëler en vruchtbaarder overleg,en omdat de in brede krin gen wenselijk geachte ontwikkeling van deze commissies van zuiver adviescol lege tot een orgaan met een zekere medezeggenschap door een plaatselijk efficient werkende commissie gemakkelijker zou kunnen worden gevolgd. Bovendien is-gezien de plaatselijke verhoudingen-een zeker onderscheid tussen de omvang der vertegenwoordigingen van de grote afdelingen en de veel kleinere wenselijkoln deze kleine afdelingen bestaat ook een veel grotere mogelijkheid van contact onder de leden voor de grotere. Van ons voornemen om ook bjj de samenstelling van de vertegenwoordiging van de plaatselijke afdelingen in de commissie een onderscheid te maken tussen grote en kleine afdelingen hebben wij echter afgezien,omdat daardoor de deelname aan het overleg van een kleinere organisatie,die zowel ambtenaren als werklieden organiseert ,bemoeilijkt en minder vruchtbaar Z3 u kunnen worden. Artikel 12. In tegenstelling tot de huidige wijze van stemming binnen de vertegenwoor diging der vakorganisaties,waarbij elke organisatie één stem uitbrengt,is voorgesteld de grote organisaties twee stemmen,de kleinere êên stem te doen uitbrengen.Het lijkt ons redelijk,dat bij een stemming een organisatie welke b.v.180 leden telt een grotere invloed heeft dan een organisatie welke b.v* 40 leden telt onder het personeel van de gemeente. Wij merken hierbij op,dat in de commissies van overleg het niet gebruike lijk is tot stemming over te gaan;men streeft er naar in de beraadslagingen tot een voor alle partijen aanvaardbaar standpunt te komen. Overigens behoeft het ontwerp-reglement geen nadere toelichting. Bij de vaststelling van het nieuwe reglement zal de regeling op het over leg,thans voorkomende in het ambtenarenreglement gem.bl.856,komen te verval len evenals het door Burgemeester en Wethouders vastgestelde reglement. Zowel in het ambtenarenreglement,gem.bl.856,als in het Werkliedenreglement 1934 kan thans verwezen worden naar de afzonderlijke regeling. In het ontwerp-raadsbesluit daartoe is tevens opgenomen een overgangsre- gelingjertoe strekkende,dat de eerste aanwijzing van de leden van de com missie van overleg volgens het nieuwe raadsbesluit ten spoedigste zal ge schieden. Wij mogen U in overweging geven,bij gevoegde ontwerp-verordening,en het daarbij gevoegde ontwerp-reglement op het georganiseerd overleg,waaromtrent het gevoelen van de bestaande commissies van overleg is ingewonnen,vast te stellen. Indien U daartoe besluitmogen wij U voorstellen tevens uit Uw Raad drie leden en drie plaatsvervangende leden voor de commissie van overleg,als bedoeld in de aangeboden ontwerp~verordening,aan te wijzen. Burgemeester en 'Wethouders van Breda, De Secretaris, van Woensel, De Burgemeester, Claudius Prinsen, Ligt ter visie in de leeskamer.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 1465