GEMEENTE BREDA
v/l9446
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Sijlagen 1951
no. 440
14 November 1951
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
aangaan ener geldlening groot ƒ.1.520.000.- alsmede
ener rekening-courant-overeenkomst
Het is ons mogen gelukken een toezegging voor een lening te verkrijgen
van ƒ.1,520 000.- waaraan door de geldgever als voorwaarde is verbonden dat het
geld zal worden gebruikt voor de woningbouw
De geldgever wil een minimale rente van 4% 's jaars ontvangen of zoveel
meer dan op het tijdstip van opname der lening door de regering zal zijn toege
staan, De lening die op een door de geldgever te bepalen tijdstip doch uiterlijk
1 Januari 1954 ter beschikking komt zal een looptijd van 25 jaar hebben en op
annuiteitstasis worden aangegaan de datum van opname wordt bij aanvullende
overeenkomst bepaald waarbij dan tevens het definitieve rentepercentage wordt
vastgesteld 5 dit percentage is dus voorlopig nog zwevend, zij het mar beneden
begrensd. Deze vastlegging der minimale rente ener in de toekomst op te nemen
lening is mogelijk min of meer in strijd met de huidige voorschriften door het
Rijk voor de gemeenteleningen gesteld doch door de geldgever wordt nog onder
handeld met de regering om verandering te krijgen in het in deze door de rege
ring ingenomen standpunt
Het resultaat dezer besprekingen hopen wij binnen enkele dagen te kennen
laat de regering haar standpunt in deze varen dan kan de overeenkomst in de vorm,
zoals thans door geldgever voorgesteld dus met de dubieuze clausule der mini
male rente van 4% worden goedgekeurd Blijft do regering bij haar standpunt,
zoals tot nu toe ingenomen, dan bestaat er nog kans dat de geldgever de bepali.^g
in de geldleningsovereenkomst ten aanzien der minimaal gevorderde rente zal laten
vervallen
In dat geval wordt aan de gestelde voorschriften voldaan en kan de lening
eveneens doorgang vinden