Bij volgno.47 der agenda. De Rand der gemeente Breda; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d, 7 webruari 1951 No.v/ 2"58 besluit vast te stellen de na.volgende "Voorwaarden,waaronder door de Gemeentelijke Hypothee bank hypothecaire geldleningen,bouwcredieten en/of voorschotten worden verstrekt ten behoeve van de bouw van woningen". artikel 1. 1. Door de gemeentelijke hypotheekbank,hierna genoemd de bank,worden gelden ter leen verstrekt,al dan niet in de vorm van bouwerediet,onder hypothecair verband van a. gronden gelegen binnen de gemeente Breda met de daarop gestichte cf nog te stichten woningen en eventueel bijbehorende bedrijfsruimten; b. het erfpachtsrecht op gronden,binnen de gemeente Breda gelegen en door de gemeente in erfpe.cht uitgegeven,met de daarop gestichte of nog te stichten woningen en eventueel bijbehorende bedrijfsruimten. 2, De hypotheekgever is verplicht de woning binnen een door Burgemeester en Wet houders te bepalen termijn voor eigen bewoning in gebruik te nemen en in ge bruik te houden tenzij Burgemeester en Wethouders hem te eniger tijd toestem ming verlenen de woning aan derden in gebruik te geven,onder door hen te stel len voorwaarden en/of beperkingen,Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de be drijfsruimte 3, Ben geldlening wordt slechts verstrekt,indien de geldnemer te goeder naam en faam bekend staat. 4. De hypothecaire geldlening kan met toestemming van Burgemeester en Wethouders op een nieuwe eigenaar der woningen worden overgeschreven,doch tot geen hoger bedrag dan tot het bedrag der oorspronkelijke lening,verminderd met 1% voor elk halfjaar,dat is verlopen sedert het tijdstip,waarop de lening is aangegaan. Het verschil tussen het onafgeloste gedeelte van het oorspronkelijk verstrek te leningsbedrag en het over te schrijven gedeelte van dit leningsbedrag moet vóór de overschrijving aan de gemeente worden afgelost. Artikel 2. 1, Geldleningen worden verstrekt tot een bedrag van ten hoogste 80% van de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen waarde van het onderpand. De vaststelling van de waarde van het onderpand,voorzover dat voor de be paling van het bedrag der te verstrekken geldlening in aanmerking komt,geschied in dier voege,dat afzonderlijk worden vastgesteld: a. de rendabele waarde van het onderpand,rekening houdende met een huurwaarde, welke 30% ligt beven de huurprijsdie op 31 December 1949 werd betaal .1 voor naar kwaliteit,aard en ligging soortgelijke vóór 27 December 1940 tot stand gekomen woningen. Hierbij wordt,ter berekening van het bedrag der rendabele bouwkosten een annuiteitspercentage van 4.655% aangehouden,terwijl de exploitatie-las ten worden berekend overeenkomstig artikel 11,3e lid,juncto artikel 9 der Financieringsregeling woningbouw 1948,met dien verstande,dat de rente over de grondwaarde wordt gesteld op 4-g%j b. de bouwkosten van het onderpand,verminderd met de rijksbijdrage en vermeer derd met de vermoedelijke verkoopwaarde van de grond.De bouwkosten worden hierbij bepaald op 116% van de laatstelijk door de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting gepubliceerde gemiddelde prijs per m3 der bouwkosten van Woningwetwoningen. De laagste der sub a en b bedoelde waardevaststellingen wordt tot grondslag genomen voor de bepa.ling van het bedrag der te verstrekken geld lening, 2,Geldleningen onder le hypotheca.ir verband worden slechts verleend indien

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 227