Bij volgno.32 der agenda. Verordening tot regeling van de toekenning van wachtgeld aan de ambtenaren van de ge meente Breda, Artikel 1 1.Apn de ambtenaar in vaste dienst,wie eervol ontslag wordt verl'eend we genis f£nxMjn betrekking of wegens verandering in de inrichting hetzij van het dienstvak,waarbij hij werkzaam is,hetzij van twee of meer dienstvakken,dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten,wordt met ingang van de dag van ontslag,voor zover hij alsdan niet in de termen valt om pensioen-uitge zonderd vervroegd ouderdomspensioen,bedoeld in art,48,le lid onder b.der Pen sioenwet 1922,S,240,-te genieten,ten laste der gemeente een wachtgeld toege kend op de voet der volgende bepalingen, 2,Een zodanig wachtgeld wordt ook toegekend aan de ambtenaar in vaste dienst,wie op eigen verzoek eervol ontslag wordt verleend,mits hem door Bur gemeester en Wethouders is medegedeeld,dat hij wegens de aanwezigheid van een of meer der in het vorig lid genoemde omstandigheden voor ontslag in aanmer king komt, 3.In vaste dienst wordt mede geacht te zijn de ambtenaar,die krachtens wet of verordening voor een bepaalde tijd is aangesteld,doch als regel zal worden herbenoemd,zomede de ambtenaar in tijdelijke dienst,die een niet wezen lijk onderbroken diensttijd als zodanig van tenminste 5 jaren heeft vervuld, tenzij hij belast is met werkzaamheden,die een tijdelijk karakter dragen. Artikel 2, 1.Het wachtgeld wordt uitgekeerd gedurende een tijdvak gelijk aan de diensttijd en bèdraagt: a.voor hem,die ten tijde van het ontslag kostwinner is van een gèzin,ge durende de eerste 6 maanden de laatstelijk genoten bezoldiging,gedu rende de volgende 6 maanden 85%, gedurende de daarop volgende 5 jaren 70%,gedurende de daarop volgende 5 jaren 60% en vervolgens 50% van de laatstelijk genoten bezoldiging; b,voor hem,die ten tijde van het ontslag geen kostwinner is van een ge zin,gedurende de onder a,bedoelde termijnen onderscheidenlijk de laatstelijk genoten bezoldiging en 75,60,50 en 40% daarvan; een en ander met dien verstande,dat het wachtgeld niet daalt beneden het bedrag van het uitgesteld pensioen,waarop de op wachtgeld gestelde terzake van het hem verleende ontslag uitzicht zou hebben,of indien uit hoofde van enigerlei omstandigheid zodanig uitzicht niet of niet meer zou be staan,an ders zou hebben gehad,wanneer hij gepensionneerd werd naar evengenoemde diensttijd en naar de middelsom der pensioensgrondslagen,bedoeld in artikel 54,2e lid,der Pensioenwet 1922(Staatsblad No.240),in de betrekking,waaruit het wachtgeld is toegekend, 2.De regeling van het vorige artikel lijdt uitzondering voor het geval een ambtenaar ontslagen wordt uit een betrekking,welke naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen volledige dagtank oplevert,In dit geval wordt het wachtgeld uitgekeerd gedurende drie maanden,vermeerderd met drie maanden voor elk jaar door hem volbrachte diensttijd en bedraagt: a)voor hem,die ten tijde van het ontslag kostwinner is van eén gezin,gedu rende de eerste 3 maanden' de laatstelijk genoten bezoldiging,gedurende de volgende drie maanden 85%,gedurende de daaraan volgende 5 jaren 70% en ver volgens 60% van de laatstelijk genoten bezoldiging; b)voor hem,die ten tijde van het ontslag geen kostwinner is van een gezin, gedurende de onder a bedoelde termijnen onderscheidenlijk de laatstelijk ge noten bezoldiging en 75,60 en 50% daarvan. Overigens is het slot van het vorig lid toepasselijk.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 685