GEMEENTE BREDA
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
P k. nuttige handwerken voor meisjes r. handenarbeid
Volgno. 8 der agenda
Bijlagen 1951
No. 211
6 Juni 1951
No.v/ 9560
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
vaststellen van een bezoldigingsregeling voor de
vakleerkrachten aan de openbare lagere scholen
dezer gemeente
De hoofden van scholen en de onderwijzers genieten een jaarwedde volgens
regelen, bij Algemene Maatregel van Bestuur te stellen. Aldus bepaalt artikel
3* der Lager Onderwijswet 1920 voor het openbaar en art.89,5e lid,voor het
bijzonder onderwijs. Artikel 31 stelt vervolgens "Voor de onderwijzers
"uitsluitend belast met het geven van onderwijs in een of meer der vakken, in
art.2 vermeld, onder h tot en met v, gelden de bepalingen van art.30 sleehts
in zoverre, dat hun bezoldiging niet minder mag bedragen dan bij de in het
eerste lid van dat artikel bedoelde Algemene maatregel var bestuur is be-
paald Een soortgelijke bepaling bevat de laatste zinsnede van artikel 89,
vijfde lid, der nager Onderwijswet ten aanzien van het bijzonder lager onder
wijs. De vakken h tot en met v zijn
h.zingen owiskunde
i. tekenen p, handelskennis
j. lichamelijke oefeningen q. algemene geschiedenis
1. Eranse taal s, landbouwkunde
m. Duitse taal tuinbouwkunde
n. Engelse taal u, vrouwelijke hardwerken
v. kuis houd leunde
Als Algemene Maatregel van Bestuur, als bovenbedoeld, geldt thans het
K.B, d.a, 20 Juni 1949,Stbl, J 261 (Rijksbezoldigingsbesluit 1948)
Behalve de normen voor de salariëring der klasse-onderwijzers, zijn in
dit K.B. opgesomd de minima, welke bij het vaststellen ener bezoldigingsrege
ling voor vakonderwijzers in acht dienen te worden genomen
Het is dus zo, dat de salarissen der onderwijzers worden geregeld bij
K.B., en die der vakonderwijzers bij raadsbesluit met inachtneming der in
een K.B, vastgelegde minima
heer dan minima zijn in dit K.B, niet opgenomen, zodat aanvankelijk een
duidelijke oriëntering over de op die minima op te bouwen salarissshalen
ontbrak. In verband met het streven der Regering naar uniformiteit in de be-
zoldigingsregelingen der ambtenaren zijn later als resultaat van gepleegd
overleg tussen de Ministers van Binnenlandse Zaken, Onderwijs, Kunsten en
wetenschappen en van .financiën richtlijnen uitgevaardigd, welke kunnen dienen
als maatstaf voor de Colleges van Gedeputeerde Staten bij de beoordeling der
gemeentelijke verordeningen inzake de bezoldiging der vakleerkrachten.