Behoort bi|volgnummer 8 der agenda
- 2 -
Deze richtlijnen zijn zodanig, dat daaruit een volledige salarisregeling kan
worden opgebouwd, die voorziet in alle gevallen dat een vakonderwijzer is
benoemd voor een der bovengenoemde vakken h tot en met v.
Strikt genomen bestaat voor deze gemeente alleen behoefte aan een sala
risregeling voor de vakonderwijzer in de lichamelijke oefeningen aan de
openbare u*l»o*~school andere soorten vakonderwijs worden aan de openbare
scholen niet door vakleerkrachten onderwezen» Bedoelde vakonderwijzer werd
weliswaar met ingang van 1 September 1950 eervol ontslagen wegens opheffing
der openbare u.l.o»-school, maar de vast te stellen bezoldigingsregeling
gaat in op 1 Januari 1948. Deze datum houdt verband met de datum van ingang
van het per 1 Januari 1948 gewijzigde Rijksbezoldigingsbesluit. Ook uit
anderen hoofde is de vaststelling dezer verordening van belang
Sedert de wijziging der Lager Onderwijswet d.d. 25 Juni 1948 (stbl.I
254), kunnen de besturen der in de gemeente gevestigde bijzondere lagere
scholen aanspraak maken op vergoeding voor de bij haar in dienst zijnde
vakleerkrachten, indien de gemeente aan hare gelijksoortige openbare scholen
vakonderwijzers heeft aangesteld. Maatstafgevend is dan het aantal uren vak
onderwijs dat aan de openbare scholen wordt ondervezen.
Indien aan geen der openbare scholen vakleerkrachten zijn verbonden
(zoals in Breda thans het geval is maken de schoolbesturen aanspraak op
vergoeding van de kosten, voortvloeiende uit het in dienst hebben van vak
leerkrachten, tenzij de raad de gevraagde vergoeding afwijst omdat de kosten
zonder noodzaak zijn gemaakt, of hoger zijn dan noodzakelijk is. In beide
gevallen bestaat behoefte aan een gemeentelijke salarisregeling, die voldoende
uitgebreid is, om als maatstaf te kunnen dienen voor de berekening der
salaris-vergoeding voor de vakleerkrachten aan de openbare lagere scholen
dezer gemeente
Ter voldoening aan het gestelde in artikel 62 van het "ambtenarenregle
ment voor de onderwijzers 1948" is dit ontwerp toegezonden aan de daarvoor
in aanmerking komende onderwijzersorganisaties zijnde
1, De afdeling Breda der Katholieke Onderwijzersbond
2. De afdeling Breda der Nederlandse Onderwijzersvereniging.
Eerstgenoemde organisatie heeft medegedeeld geen opmerkingen te hebben
ten aanzien van het ontwerp .Wel verzocht men, zo nodig, eventueel door een
overgangsbepaling zorg te dragen, dat geen der thans in functie zijnde leer
krachten enige salarisverlaging zou moeten ondergaan.
Aangezien dit laatste niet nodig is kan een dergelijke bepaling achter
wege blijven
Het bestuur der N.O.V. had de volgende opmerkingen
a. de voorgestelde salarissen zijn afgestemd op de salarissen der vakonder
wijzers, genoemd in het Rijksbezoldigingsbesluit 1948, Men verzocht het
vaststellen der regeling aan te houden totdat een nieuw besluit zal ver
schijnen. Bedoeld werd hier het K.B, tot wijziging der onderwijzers sala
rissen de z.g. ontknikking Dit K.B. is inmiddels versohenen de
salarisnormen van de vakleerkrachten zijn ongewijzigd gebleven. Hiermede
is aan deze opmerking de grond ontnomen
b. in het ioncept zijn geen normen opgenomen voor gewoon lager onderwijs
Aan deze normen bestaat evenwel geen behoefte,omdat de gemeente bij het
gewoon lager onderwijs geen vakleerkrachten in dienst heeft en dit tot
heden niet als noodzakelijk heeft aangevoeld,
0. in de diverse salarisgroepen wenst men een hogere bezoldigingsnorm voor
de vakleerkrachten, die de hoofdakte bezitten
De kenbaar gemankte verlangens dienaangaande doorkruisen deze regeling
dermate, dat wij besloten terzake het advies van de Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetensahap;en in te winnen. Dit advies is nog niet verkregen en
verwacht kan worden dat over een kwestie als deze wel enig beraad ton Depar
tement e nodig zal zijn.