7) artikel 11, 3e lid, dat zegt, dat de Raad kan bepalen, dat een regeling tot langere openstellin; vanbspaalde groepen van winkels tot 19 uur, waartoe bij algemene maat regel van bestuur kan worden overgegaan, niet geldt of dat de mogelijkheid tot het venten met geringe eetwaren op Zondag, waartoe artikel 9» 1e lid de bevoegdheid geeft, niet geldt. Wij bieden Uw college hierbij ter vaststelling aan de verordeningen, bedoeld onder de punten 2,4, 5 en 6. V/at de verordeningen bedoeld in punt 1,3 en 7 betreft merken wij het volgende op: ad 1.Ovor de koopavond is door ons college advies gevraagd aan de middenstandsvoreni-• gingen, de vertegenwo rdigers van het grootwinkelbedrijf en de samenwerkende unie van handels- en kantoorbedienden. Uit de bij ons ingekomen adviezen is ge bleken, dat alleen het grootwinkelbedrijf voor het instellen van een koopavond voelde. Beide andere organisaties waren tegen zulk een koopavond. Na ampele overweging en na een bespreking met v rtegenwoordigers van de hiervoor genoemde groepen zijn wij tot de conclusie gekomen Uw college geen voorstel te moeten doen tot het instellen van een koopavond. De behoefte daaraan heeft zich in deze gemeente nog niet voldoende gemanifesteerd. Mocht deze behoefte, misschien in verband met de regeling in andere gemeenten zich voordoen, dan zullen Uw college hierover nadere voorstellen bereiken, ad 3«De vacantieregeling voor bepaalde groepen van winkels behoeft thans nog niet te worden vastgesteld. Voorstellen hiervoor zullen wij Uw College doen,na nader overleg met de organisaties van betrokkenen, in htt voorjaar van 1953 ad 7.Voor deze gemeente besta .t naar de mening van ons college geen behoefte aan een regeling, waarbij het venten op Zondag geheel wordt verboden. Overigens is het niet mogelijk van een algemene maatregel van bestuur, die bepaalde groepen van winkels langer open doet zijn, af te wijkon, daar zulk een algemene maatregel nog niet is afgekondigd. Ter vaststelling blijft dus allereerst over een verordening ex art. 4, 1e lid der Winkelsluitingswet 1951. Werden in de gemeentelijke winkelsluitingsverordening 1950 slechts genoemd de slagers-, kappers-, kruideniers- en zuivelwinkels, deze groep is thans uitgebreid met de textielwinkels, waaronder z.g. "warenhuizen" en kleermakerswinkels, worden begrepen en de drankwinkels. Deze groepen zijn opgenomen op verzoek van de betrokken winkeliers Krachtens de genoemde winkelsluitingsverordening kon ons college slechts een "algemene" ontheffing geven, ook al verzocht een enkele winkelier gedurende de slui tingsmiddag open te mogen blijven. Dit leverde moeilijkheden op, indien b.v. in de winkel een tentoonstelling of demonstratie werd gehouden, waarbij niet werd verkocht. Het komt ons gewenst voor, d. t ook een eenvoudige ontheffing voor een bepaalde winkel mogelijk wordt gemaakt. In artikel 4 der concept-verordening wordt de mogelijkheid ge opend ontheffing te verlenen onder door ons college te stellen voorwaarden. Nas.st deze verordening dient te worden vastgesteld de verordening ex artikel 9, lid 3, dor Winkelsluitingswet 1951 en wel om de voortzetting van de automarkt op het terrein van het abattoir na 1 October a.s. mogelijk te maken. De bepalingen dezer verordening' behoeven geen toelichting. De regeling, bedoeld in artikel 11, 1e lid der Winkelsluitingswet is opgenomen in de hierbijgaande concept-verordening. Deze regeling is nagenoeg gelijkluidend aan artikel 4 der thans vigerende Winkelsluitingsverordening. Om te voorkomen, dat het aantal van 21 werkdagen, genoemd in de wet, wordt over schreden zijn in artikel 1, sub a en b ingevoegd de woorden "in October". Nu vallen de werkdagen gedurende welke de voorjaarskermis wordt gehouden niet onder dit artikel. De oorspronkelijk sub e en f genoemde dagen te weten 24 en 31 December, op welke dagen de banketbakkerswinkels tot 23 uur geopend mochten zijn, hebben plaats gemaakt voor de dag, waarop de Nationale Feestdag wordt evierd en, dé dag, waarop de ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 1085