Ofschoon Breda zich financieel steeds staande heeft kunnen houden en nooit tot de groep noodlijdende gemeenten heeft behoord, noch ooit een bijzondere uitke ring uit het Gemeentefonds heeft genoten, vervult de toekomst ons thans met zorg. Nieuwe investeringen, welke noodzakelijk zijn om het economische leven redelijk mogelijk te maken, ja zelfs vervangingsinvesteringen alleen reeds leggen de gemeen ten nu en in de naaste toekomst dermate grote lasten op, dat de verhoudingen ver stoord gaan worden. Nog buiten beschouwing gelaten de nieuwe taken, welke de ge meente ter bevordering van welvaart en cultuur ter hand moet nemen, ligt daarin een klemmende noodzaak tot geleidelijke verhoging der algemene uitkeringen uit het Ge meentefonds, nadat deze eerst op zodanig niveau zijn gebracht, dat de overige kosten stijgingen in de algemene uitkering zijn verdisconteerd. Een nieuwe regeling van de financiële verhouding tussen Rijk en Gemeente is o.m. voor deze gemeente een dringende eis, omdat de verdeling van het gemeentefonds voorwat de algemene uitkering betreft gebaseerd is op het verzorgingsniveau van onderwijs en armenzorg over de jaren 1939» 1940 en 1941, een periode waarin de ge meente een inwonertal van ongeveer 50.000 had tegenover nu bijna 100.000, zodat die periode voor Breda niet meer maatstafgevend kan zijn. Maar a.fgezien daarvan is de uitbreiding der taken, welke de gemeente tot de bare moet rekenen, en daarnaast de stijging van het lcostenpeil van zodanige omvang dat de verhoging der uitkeringen uit het gemeentefonds daarmede geen. gelijke tred houden. Steeds meer gemeenten, do ene na do andere, zullen dan ook naar onze mening do weg van dc "bijzondere bijdrage" uit het Gemeentefonds worden opgedreven met do daaraan verbonden kwade gevolgen. Wanneer niet spoedig oen nieuwe financiële verhouding tot stand komt, waarbij voor de gemeenten een behoorlijk eigen belastinggebied is gereserveerd zien wij het ver antwoord besturen van gemeenten steeds verder afglijden. uit In algemene zin blijkt bovenstaande reeds de reden waarom oen begroting met een tekort is ontstaan. Wij zullen hieronder nog enkele cijfers geven: In de oorste plaats laten wij een overzicht volgen van de belangrijkste groepen van inkomsten over de jaren 1951, 1952 en 1953, waarbij uitsluitend de oorspronke lijke ramingen als uitgangspunt ijn genomen, omdat het verwerken van latere wijzigingen in deze ramingen hot overzicht onduidelijk zou maken. 1951 1952 1953 Uitkeringen gemeentefonds ƒ.1.855.246,- ƒ.2.001.012,- ƒ.2.222,590,- Opcenten rijksbelastingen 652.600,- 662.600,- 662.600,- Compensatio derving ondernemingsbelasting 1.440.000,- 1.440.000,- 1.566.150,- Gemeentelijko belastingen 929.200,- 1.119.350,- 1.120.050,- bedrijfswinsten 389.469,- 491.477,- 352.339,- ƒ.5.266.515,- ƒ.5.714.439,- 5.923.729,- Opgemerkt wordt dat de bedrijfswinsten over 1953 op totaal 362.663,- zijn geraamd doch dat voor een juist overzicht het geraamde verlies, ad 10.524,- veen het Wa terleidingbedrijf, welk bedrijf in vorige jaren steeds winst opleverde, van de to tale winst is af.vetrok en-. Uit dit overzicht blijkt, dat dc uitkeringen uit het gemeentefonds een stijging te zien geven, doordat uitkeringspercentages over die jaren oorspronkelijk gesteld werden op respectievelijk 125, J35 en 145. De compensatie voor de vervallen onderne- mingsbelasting werd in December vastgesteld op 1.566.150,- voor do jaren 1951 en 1952. Voorlopig werd dit bedrag aangehouden voor de begroting 1953- -Do-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 1521