GEMEENTE BREDA
Bijlagen 1952
no. 510»
4 December 1952
V/21278.
Antwoord van Burgemeester en Wethouders op het
Centraal Rapport van het afdelingsonderzoek der
gemeentebegroting voor het dienstjaar 1953
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Algemene beschouwingen.
Voor de tot ons College en het gemeentepersoneel gerichte woorden van waardering
zijn wij zeer erkentelijk.-
Het ligt geenszins in de bedoeling om aan de rechten van Uw Raad te kort te doen.
Niet ontkend kan worden, dat ons College steeds welwillend aan Uw verlangens tracht te
gemoet te komen. Vele belangrijke vraagstukken eisen ons aller belangstelling en door
de veelheid van zaken en de snelheid, waarmede vaak beslist moet worden, kan het gevoe
len ontstaan, dat aan de rechten van de Raad wordt tekort gedaan en kan de schijn wor
den gewekt, dat Uw College soms voor voldongen feiten zou worden geplaatst. Er mag ech
ter niet uit het oog worden verloren, dat in deze tijd veel gevraagd wordt van ons Col
lege, als orgaan van voorbereiding en uitvoering Uwer besluiten, zomede van de verschil
lende takken van dienst. Deze laatste blijven echter steeds ondergeschikt aan ons Col
lege als uitvoeroadorgaan, zodat er geen sprake van is, dat zij een volslagen beschik
kingsmacht zouden bezitten.
Dat, de tijd voor bestudering van verschillende voorstellen soms kort genoemd kan
worden, is waarschijnlijk een gevolg van de veelheid van vraagstukken, welke zich in
een kort tijdsbestek kunnen voordoen. Wij zullen echter steeds de rechten van Uw Raad
trachten te handhaven, en medewerken om het aanzien van Uw College te verhogen.
Het wil ons, mede gelet op de praktijk in vergelijkbare gemeenten,voorkomen, dat
het Uw College overigens mogelijk moet zijn een meer efficiënte werkwijze te volgen, voor
al wanneer onderwerpen in behandeling zijn, welke reeds een of meer raadscommissies
met instemming hebben gepasseerd. Ook uit het onderhavige Centraal Rapport blijkt wel
een voortgeschreden neiging om veel in details af te dalen.
Met betrekking tot de financiële toestand der gemeente hebben wij zowel bij de aan
bieding der begroting voor 1951 als die voor 1952 er op gewezen,dat gewaakt moet worden
tegen een verdere uitzetting der uitgaven en dat tot een noodzakelijke beperking der in
vesteringen moet worden overgegaan, teneinde een te zware belasting van de begroting
der komende jaren met rente en afschrijving te voorkomen. Daarbij werd een uitzonde
ring gemaakt voor de zeer urgente werken, die van direct belang zijn voor de welvaarts
bevordering der bevolking en bijdragen tot verhoging-van de productiviteit.
-Het-
R.No.2.