Memorie van toelichting, behorende bij de le
wijziging der gemeentebegroting voor hit
dienstjaar 1952
Volgno.227 en 307.Reeds meermalen word toegezegd, dat de vermenigvuldigings
factor voor net lager onderwijs, welke op 2 werd vastgesteld, zou worden ver
laagd zodra do financiële tosstand der gemeente zulks mogelijk zou maken. Zo
als uit de verhoogde posten van inkomsten zult zien, is het thans mogelijk
de lagers raming der schoolgelden bij invoering van de vermenigvuldigingsfac
tor 1 voor het lager onderwijs te dekken door de hogere raming van de hier
onder volgende inkomsten
De raming op volgnummer 227, ad ƒ,5000.-, en op volgnummer 307, ad ƒ.100.000.-,
worden daarom met de helft verlaagd en teruggebracht tot respectievelijk
ƒ.1500.- en ƒ.50.000.-.
Volgno. 515. Aangezien blijkens ons antwoord op het centraal rapport onder
elektriciteitsbedrijf, lasten post 4, cte afschrijving, ad ƒ.2400.- niet juist
is en de raming voor afschrijvingen met dit bedrag wordt verminderd, wordt de
raming der -winstuitkering ƒ.2400.- hoger geraamd
Volgno. 525.Blijkens het wetsontwerp no.1991 inzake voorzieningen ten aanzien
van de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten, hetwelk in de
Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangenomen, krijgen de gemeenten over
elk der jaren 1951 n 1952 een bedrag beschikbaar gelijk aan hetgeen wegens
ondernemingsbelasting (inclusief de vervangende uitkering naar de grondslag
bedrijfskapitaal) tot 1 Januari 1952 over het jaar 1950 ontvangen is. In ver
band hierin de werd door ons nagegaan voor welke ondernemingen Breda als be
drijf sgem 2 snte of als woongemeente moest worden aangemerkt. Van deze onder
nemingen werden lijsten gezonden aan de verschillende belastinginspecties,
waaronder de hoofdonderneming ressorteerde en werd aan de inspecties verzocht
een raming van het aandeel voor Breda in de ondernemingsbelasting over 1950
op te geven aan het departement van financiën. Als gevolg hiervan werd de op
brengst van de ondernemingsbelasting over 1950 geraamd op .1.566.150.-,zodat
de oorspronkelijke raming welke ƒ.1.440.000.- bedroeg met ƒ.126.150.- is ver
hoogd. Deze hogere raming zal in 1952 ook als compensatie voor de vervallen
ondernemingsbelasting worden ontvangen 5 do oorspronkelijke raming van
ƒ.1.440.000.- wordt mitsdien verhoogd met ƒ,126.150.-.
Volgno.555 Bij schrijven van 20 September 1951 deelde de Minister van Bin
nenlandse Zaken mede, dat de algemene uitkering uit het gemeentefonds kan
worden geraamd naar 135% van het in artikel 2, onder b_ der financiële verhou
dingswet bedoelde bedrag, vvaarbij kan wordsn uitgegaan van het aantal inwoners
op 1 Januari 1952. De algemene uitkering kan mitsdien wordsn geraamd op 135%
van 91055 x ƒ.13,24327 of ƒ.1.627.919,-. Op de oorspronkelijks begroting
werd op onderdeel a geraamd 135% van het basis-bedrag 1948 of ƒ.1.596.612.-,
zodat de raming kan worden verhoogd mat ƒ.31.307.-.
Op onderdeel b van deze post wordt wegens na-uitkering over 1950 geraamd
ƒ.56.020.- wegens algemene uitkering, aangezien in verband met de hogere in
komsten van het gemeentefonds ook over 1950 een na-uitkering van 5% kan wor
den verwacht.
INKOMSTEN
-NO. 475