AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
GEMEENTE BREDA
Bijlagen l>-r>;
no.109
5 Maart 1952
V/4164
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
verstrekken van voorschotten op de gemeentelijke
v r ceding, bedoeld in art.101 bis, 4e lid, van
de lager-Onderwijswet 1920, voor het jaar 1952
aan een tweetal besturen van bijzondere scholen
voor U.L.O. en een bestuur van een bijzondere
school voor V.G.L.O.
Door Uw Raad is in zijn vergadering d.d. 15 Februari 1952 besloten tot het ver
strekken van voorschotten voor het jaar 1952 op de gemeentelijke vergoeding, bedoeld
in art. 101 bis, 4e lid, v^n de Lager-Onderwijswet 1920, aan enige besturen van bij
zondere scholen voor u.l.o. en v.g.l.o.
Van enige schoolbesturen zijn no{ voorschot-aanvragen voor hel jaar 1952 ontvan
gen. Deze aanvragen liggen ter visie in de leeskamer. Iedere aanvrage is voorzien van
het advies van de Inspecteur van het Ia" er Onderwijs.
In ons voorstel d.d. 8 Februari 1952 no. v/2302 (bijlagen 1952,no. 76) deelden
wij U reeds mede, dat de gemeente, indien zij geen enkele openbare school voor v.g.l.o.
of u.l.o. instandhoudt, krachtens het bepaalde in art, 101bis4e lid, van dc Lager
Onderwijswet 1920, aan de besturen van de in deze gemeente gevestigde gelijksoortige
bijzondere scholen de beloningen vergoedt van de aan die scholen verbonden vakonder
wijzers. Daarbij moet worden beoordeeld of de gemaakte kosten zonder noodzaak zijn
gemaakt of hoger zijn dan noodzakelijk is.
Op verzoek van de schoolbesturen kunnen op de onderhavige vergooding voorschot
ten worden ver1 eend. Daartoe b taat el jkens de terzake geldende jurisprudent ie al
leen aanleiding indien te verwachten is, dat de te maken kosten niet zonder noodzaak
zullen worden gemaakt en niet hoger zullen zijn dan noodzakelijk is. Het gaat daar
bij om de vraag of het in dienst nemen van co vakleerkracht(en) noodzakelijk was, of
het getal opgedragen lesuren niet to hoog is en of de bezoldiging niet uitgaat boven
die, welke deze leerkrachten zouden genieten, indien zij in dienst van deze gemeente
waren. Omtrent de eerste twee factoren kan de Inspecteur van het Dager-Onderwijs ad
viseren, de derde factor (bezoldigingsregeling) dient te worden getoetst aan dc ge
meentelijke salarisregeling voor de vakleerkrachten.
Blijken: de door dc Inspecteur op de onderhavige aanvragen uitgebrachte adviezen
zijn do aanstellingen der vakleerkrachten ni t zonder noodzaak geschied en is het aan
tal hun opgedragen lesuren niet te hoog.
Wij mog n U derhalve adviseren gunsti te be chikken op de voorliggende v rzoeken
en 0V: r te gaan tot het toekennen van de navolgende voorschotten, welke zijn berek nd
op basis van de gemeentelijke salarisverordening voorde vakleerkrachten, terwijl re
kening is gehouden met het bepaalde in het Toelagebesluit 1951 (lO,25 en 5 toc-
kge). 0.. practische redenen meenden wij de niet verhaalbare pensioensbijdrage en
de overige uitgaven voortvloeiende uit <a naleving v.n dc .sociale wetgeving, welke
ostcn eveneens door de gemeente dienen te worden vergoed, voorlopig huiten beschou-
'^n t ooton 1 .ten.
"■""■l-'S, No. ,3