GEMEENTE BREDA
Volgn.45 der agenda.
Bijlagen 1952
no.178
8 April 1952
1/4909
Schrijven van Burgemeester en Wethouders inzake
het schrijven van de Sportraad toegezonden aan
de Leden van de Gemeenteraad 28 Maart 1952.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Bovengenoemd schrijven van de Sportraad aan alle leden van Uw Raad door deze toe
gezonden geeft ons aanleiding tot enkele opmerkingen.
Wij betreuren het uitermate,dat de Sportraad meent door een verwijzing naar wat
een tweetal met name genoemde magistraten zouden hebben gedaan, Uw Raad tot een on
mondig college te moeten verklaren,terwijl daarenboven gesproken wordt van een onwaar
dige, onware en waardeloze handelwijze.Wij menen te mogen stellen, dat Uw Raad het ge
schilpunt zakelijk zeer zwaar heeft opgenomen zonder de personen,die deel uitmaken van
de Sportraad of zonder de Sportraad als geheel in eer of integriteit te treffen.
Het schrijven van de Sportraad is, naar de mening van ons College,dat naar U be
kend is vocral in "het mysterieus,geheim vertrouwelijk schrijven" heeft gedaan wat
mogelijk was om de Sportraad de hand toe te steken, voor Uw Raad dermate krenkend,
dat het thans uitgesloten moet worden geacht langer samen te werken tenzij volledige
excuses worden aangeboden.Deze mogelijkheid zouden wij willen openlaten in het belang
van de sportverenigingen te Breda en med.e omdat wij van mening zijn,dat de samenstel
lers van het schrijven zich wel zeer door een teveel aan sentiment hebben laten leiden,
iets wat gemeenlijk later wordt betreurd.
Dit teveel aan sentiment heeft dermate duidelijk zijn stempel gedrukt op de in
houd van het schrijven,dat het moeilijk is deze op de voet te volgen.
Blijkbaar is de Sportraad van mening,dat hij de beschikking heeft over gemeente
gelden in plaats van het beheer.Het is niet duidelijk wat dat aan de zaak afdoet.Uw
Saad had door zijn besluit te kennen gegeven,dat geen gemeentelijke gelden voor het
betrokken doel behoorden te worden beste -:d.Of nu de Sportraad het beheer of de be
schikking over gemeentelijke gelden heeft, is daarna irrelevant.Bovendien behoeft
het hier niet te gaan(en daarover ging het ook in Uwe Raad niet over de vraag of
ie Sportraad het recht had te handelen als hij deed, doch of hij oirbaar handelde in
moreel opzicht of zachter gezegd uit een oogpunt van fatsoen.Ook al zouden de gronden,
waarop Uw Raad afwijzend besliste en de Sportraad instemmend, in het schrijven van de
laatste alle juist zijn weergegeven,dan had het toch op de weg van de Sportraad gele
gen te informeren hoe een eventuele bijdrage door het gemeentebestuur zou worden opge
nomen, temeer omdat de motieven van Uw Raad de Sportraad slechts uit de couranten-ver
slagen bekend konden zijn.
De Sportraad verbindt echter aan zijn standpunt,dat hij het beschikkingsrecht over
gemeentelijke gelden heeft,dat de Gemeenteraad geen enkkL recht heeft om te beslis-
- sen -
"'"J 4''52 No. 1 39