Het is ons echter gebleken,dat in de gemeenten,waaraan wij het vergelijkings
materiaal ontleenden,behoudens één enkele uitzondering nog in ruimer mate het
leeszaal- en bibliotheekwezen wordt gesubsidieerd of bekostigd,sij het dat zulks
in verschillende vorm geschiedt,1e meeste gemeenten gaan niet onbelangrijk uit
boven het locaal-minimum,terwijl hier en daar ook is overgegaan tot het ver
strekken van een extra subsidie ineens voor de aanschaffing van nieuwe boeken,
dit laatste e.a. te Eindhoven en Zwolle.
Verder bleek ons,dat in een gemeente van nagenoeg gelijke grootte als Breda
de kosten verbonden aan de exploitatie van een gemeentelijke bibliotheek een
veelvoud vormen van het toaal der betreffende subsides in onze gemeente.
Het tot ons College gerichte verzoek om verdergaande subsidiering te willen
bevorderen,achten wij mitsdien mede met hot oog op de financiële nood,
waarin dit soort instellingen in het algemeen verkeert,alleszins gemotiveerd.Ter
nadere verduidelijking mogen wij daaraan nog toevoegen enkele gegevens ontleend
aan de jaarstukken der leeszalen, over het jaar 1950,
De uitgaven voor aanschaffing van nieuwe boeken bedroegen bij de R.K.Lees-
zal circa 15L en bij de Openbare Leeszaal 10$ van alle exploitatielasten.
Deze verhouding lijkt ons beslist niet juist; het mag immers niet de bedoeling-
zijn om alleen het personeel aan de gang te houden zonder dat de boekenvoorraad
op peil blijft.
De R.K,Leeszaal heeft over 1950 een tekort van rond f.6500.-,waarvan afboe
king grotendeels zou kunnen geschieden ten laste van een reserve,groot ong.
f.6500.-.Afgezien nog van het tekort,wat 1951 eventueel zal opleveren, wordt
aldus ook geen oplossing voor de eerstkomende jaren bereikt.De Openbare Lees
zaal heeft nog geen tekort,doch zulks kon alleen worden b reikt door een dras
tische beperking in e uitbreiding van het boekenbezit.
Overwogen is nog om de besturen der leeszalen aan te raden door opvoering
van de balanswaarde der vaste bezittingen een reserve te vormen om verliezen
in de naaste toekomst op te vargen,Bij nader inzien kwam ons deze gedragslijn
toch v/el erg geforceerd voor,afgezien nog van dc financieringsmoeilijkheden,
welke dan zullen ontstaan bij een ongunstig exploitatieverloop in de komende
jaren.
De gevraagde subsidieverruiming zou op verschillende wijzen kunnen plaats
vinden, b.v.door oen éénmalig subsidie voor de uitbreiding van het boekenbezit,
een extra—subsidie verdeeld over enkele jaren,of een permanente verhoging voor
de toekomst.
Voor een blijvende verhoging van het jaarlijks subsidie is moeilijk een
norm te vinden,terwijl bovendien de gemeente daardoor te zeer gebonden is.Moet
te eniger tijd tot reductie worden overgegaan,dan geraken de betrokken instel
lingen daardoor in een impasse.
Bij toekenning van een beduidend bedrag als éénmalig subsidie bestaat het
gevaar .dat er naar gestreefd wordt om dit bedrag in korte tijd geheel te be
steden, zonder dat een strenge selectie ten aanzien van de aan te schaffen werken
Vvcrdu toegepast,Heeft men een kleiner bedrag ter beschikking,dan zal meer worden
gelet op de kwaliteit der boeken en zal men uitsluitend de meest gevraagde boeken
aanwerven.
Geleid door deze overwegingen en niet in het minst omdat de overheidsfinan
ciën nopen tot ernstig beraad bij het verhogen van uitgaven,hebben wij gemeend de
middenweg te moeten kiezen,bestaande in het verlenen van een beperkt extra sub
sidie voor uitbreiding van het boekenbezit,voor het jaar 1952.Hierop zou tegen
het volgende jaar kunnen worden teruggekomen,indien in de financiële toestand
der leeszalen inmiddels geen gunstige wending,b.v.door verhoging van de normale
overheidssubsidies, is gekomen.
Als norm voor het extra subsidie menen wij,dat een bedrag van f.1.50 per
lid redelijk zou zijn,
In een bedrag per lid ligt namelijk de stimulans tot opvoering van het ledental
en voorts wordt een billijke onderlinge verdelingsbasis aangelegd,
- In -