Volgno. 23 der agenda
-3-
Yoor de verwarming van een kerk met een inhoud van rond 35-000 m3 is dit bedrag
laag te achten, zodat er aanleiding is tot het beschreven systeem over te gaan, temeer
omdat uitbreiding en herstel van de bestaande, weinig voldoening gevende verwarmings
installatie vrijwel niet mogelijk is en tot hoge kosten zou leiden.
Het genoemde totaalbedrag zal moeten worden verwerkt in de jaren 1954, 1955 en 1956,
telkenjare dus een bedrag van 20.000.-, hetgeen een extra subsidie der gemeente van
4000.- per jaar vraagt.
M'< t de Restauratiecommissie hebben wij de overtuiging, dat het behoud van de ge
restaureerde kerk een behoorlijke verwarming eist, waardoor immers nadelige weersin
vloeden kunnen worden voorkomen of beteugeld. Dat bovendien deze verwarming tevens
dienstbaar kan zijn bij de orgelconcerten en orkestuitvoeringen in de kerk, welke in het
muzikale leven der stad meer en meer waardering gaan genieten, wettigt ten overvloede
de gevraagde financiële medewerking der gemeente.
Herstel leibedekking;.
De leibedekking van de kappen an het schip, het dwarsschip en het hoge koor der kerk
verkeert in zodanige staat van slijtage, dat niet langer kan worden volstaan met voorts-
durende reparatie. Tot nu toe is de waterdichtheid der leibedekking zoveel mogelijk in
stand gehouden, doch de levensduur der leien en van de koperen leihaken is wel zó over
schreden, dat ingegrepen dient te worden.
De loden goten verkeren in vrij goede staat en behoudens enige voorzieningen be
hoeven daaraan geen ingrijpende herstellingen plaats te vinden. De zinken afvoerbuizen
zullen evenwel met deugdelijk materiaal moeten worden vernieuwd.
De te vernieuwen oppervlakte leibedekking bedraagt rond 1800 m2, aldus geschat door
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Met inbegrip van het herstel der dakkapellen,
gocen, afvoeren e.d. zullen de totale kosten naar raming bedragen rond 47-700.-.
Met deze werkzaamheden zal spoedig een aanvang moeten worden gemaakt en zij zullen
over de komende drie jaren worden verdeeld. In 1955, 1956 en 1957 moet terzake dus
worden verwerkt een bedrag van 15.900.- per jaar, waarin een gemeentelijk subsidie
van 20;. 3180.- wordt verzocht.
Verplaatsing van het orgel.
Het orgel van de Grote Kerk is vanwege de restauratie tijdelijk geplaatst moeten
worden in het transept der kerk. Dit transept en het koor vormen namelijk de ruimte,
waarin momenteel de eredient plaats vindt.
Het herstel van het schip der kerk en de toren is nu zover gevorderd dat op het
balcon in het westelijke middenschip, tegen de toren, de opstelling van de bestaande
orgelkast en daarmede samenhangende werkzaamheden zijn aangevangen.
Het overbrengen van het instrument naar deze plaats dient te geschieden vóór de
ingebruikneming van het schip als kerkruimte. De kosten van de verplaatsing, alsmede
van het herstel en de verbetering van gebreken, welke alsdan wellicht voor de dag
zullen komen, worden begroot op rond 33.000.-, waarmede de Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen zich kan verenigen.
Dit bedrag mag extra- worden verwerkt in de jaren 1955 en 1956 en komt voor
17.000.- ten laste van de kerkrestauratie, terwijl 16.000.- ten laste van het
herstel van de toren moet worden gebracht. Dit laatste wordt aldus gemotiveerd, dat
door het uitvoeren van versterkingswerken aan de toren in de opstellingsplaats van het
orgel enige verandering heeft plaats gevonden.
Het gemeentelijk subsidie zou derhalve moeten bedragen in de jaren 1955 en 1956
telkens 20/a van de helft van 17.000.- zijnde 1700.-, terwijl de kosten der toren-
restaura, tie in die jaren f 8000.- hoger zullen moeten worden begroot.
Financieel is deze kostenverdeling voor de gemeente niet zo erg bezwaarlijk.
Zouden de bedoelde 16.000.- ook als kosten van de kerkrestauratie worden beschouwd,
dan zou het gemeentelijk subsidie daarvan 20/o 3200.- bedragen. Hu kost het de
gemeente 100>o van de kosten, verminderd met 6G)o subsidie van rijk en provincie, zodat
resteert 34>^ van 16.000.- 5440.-. Het nadelig verschil is dus slechts 2240.-,