Volgno. 32 der agenda.
-2-
Uit het overzicht zijn de volgende globale conclusies te trekken:
A. Bank: aflossingen sedert 1 Januari 1954 302.019>22
achterstand op 1 Januari 1954 210.639>85
op diverse data 1954 148.859.02
ingelopen achterstand: j 61.780,83
Hierbij is in aanmerking te nemen, dat de achterstand 1953 uiteraard na 31 De
cember 1953 nog zou oplopen, als gevolg van de in het 2e halfjaar '53 verstrekte
leningen, welke op 31 December 1953 practisch nog geen achterstand konden hebben.
Een zuiverder beeld geeft het verloop der leningen t/m 1952:
achterstand 1 Januari 1954 192.969,79 - 100/6
op diverse data 1954 118.717.70
ingelopen achterstand: 74.252,09 38/j
aflossingen op deze leningen sedert 1 Januari 1954: 128.409>34.
B. Financieringsinstituut(betreft alleen leningen Breda t/m 1952)
aflossingen sedert 1 Januari 1954 85.819,68
achterstand 1 Januari 1954 82.084,77 - lOtyo
op diverse data 1954: 55.010,62
ingelopen achterstand op de
leningen t/m 1952 27.074,15 33/6
De commissie beschikt dus niet over volledige gegevens, doch heeft uit deze globale
cijfers de indruk gekregen, dat de maatregelen van de Bank tot invordering der achter
stallige posten tot niet onbevrecüg.rde resultaten hebben geleid.
In dit verband moge worden gewezen op de "uitwinning" van 95 gevallen met zware
achterstand, waarmede ten tijde van het onderzoek der commissie in 1953 een aanvang
werd gemaakt. Op 27 Juli 1953 bedroeg het totaal van deze credieten 20.880,35,
thans is het totaal 10.955,67, zodat op deze vorderingen tot heden52werd afge
lost.
In het rapport der commissie d.d. 10 December 1953 is gewezen op de sanering der
credieten, welke onder borgstelling van het Financieringsinstituut "De Baronie" zijn
verleend. De practische uitvoerbaarheid der in verband hiermede voorgestelde maatregelen
maakte eveneens deel uit van bespreking in de op 12 October 1954 gehouden commissie
vergadering.
Als resultaat harer overwegingen adviseert de commissie thans, ter uitvoering van
artikel 2, 5e lid der met het Financieringsinstituut gesloten overeenkomst, de vol
gende gedragslijn te volgen:
"De Bank zal, als regel, het Financieringsinstituut terzake van enige achterstallige
geldnemers eerst aanspreken, wanneer gedurende een half jaar ha het vervallen van de
laatste termijn geen aflossingen meer hebben plaats gehad. Aflossingen tot een totaal
van minder dan 10.- blijven hierbij buiten beschouwing. Overigens blijft onvermin
derd géiden het gestelde in de tweede volzin van artikel 2, 5e lid der overeenkomst."
Tenslotte heeft de commissie zich uitgesproken over de wenselijkheid om aan de
ambtenaar, die belast is met huisbezoek bij achterstallige betalers, beperkte bevoegd
heid te geven tot incasso. Gebleken is, dat van de zijde van de accountant hiertegen
bezwaren bestaan. De ervaring leert evenwel, dat somtijds bij huisbezoek door nalatige
betalers contant geld ter aflossing wordt aangeboden. Dit moet dan worden geweigerd
onder verwijzing naar de kas van de Bank of de girodienst, met hot risico dat betaling
van het aanvankelijk aangeboden bedrag achterwege blijft.
De commissie stelt harerzijds uitdrukkelijk, dat een eventuele bevoegdheid als door
haar gewenst wordt geacht, tot incidentele gevallen beperkt moet blijven en dat zoveel
mogelijk maatregelen tegen fraude moeten worden genomen.