-11-
Volgno. 82.
De uitgaven voor representatiekosten zijn zeer wisselvallig. Omdat de uitga
ven over 1952 en 1953 niet als maatstaf kunnen worden genomen en voordien een be
drag van ongeveer 9000.- voldoende was, is de raming op 10.000.- gesteld.
Het komt ons juister voor in de loop van het dienstjaar tot verhoging der raming
over te gaan, dan een vrij willekeurig bedrag te ramen.
Volgno. 88.
In beginsel hebben wij er uiteraard geen bezwaar tegen de Raad in de voorlichting,
welke aan de pers zal worden verstrekt, te betrekken. Of en hoe dit in de practijk
uitvoerbaar is, zouden wij nog nader willen overwegen.
Maar onze mening zijn mededelingen omtrent de voltooiing of het stadium van
uitvoering van alle werken, waarvoor credieten zijn verleend, zowel theoretisch
als practisch ongewenst. Theoretisch, omdat de zorg voor de uitvoering der werken,
waartoe de Raad heeft besloten, door de wet aan ons college is opgedragen en prac
tisch, omdat dit een zodanige belasting van ons college en de gemeentelijke
diensten met zich zou brengen, dat het nut hiervan niet zou kunnen opwegen tegen
de daaraan verbonden offers. Ons college is natuurlijk steeds gaarne bereid desge
vraagd inlichtingen omtrent de stand van bepaalde werken te verstrekken.
Volgno. 108B
Ook wij zijn van mening, dat collectief efficiency onderzoek voor de gemeenten
nuttig kan z ijn.
De gemeente gaf dan ook gevolg aan het verzoek een actief aandeel te nemen in
het werk van twee z.g. programmeringscommissies. Ma afloop van dit werk was het
vertrouwen in de doeltreffendheid van de feitelijke opzet en in het verloop van
zaken niet van die aard, dat wij het gewenst achtton, de deelname voort te zet
ten in de te vormen werkgroepen.
Wij vernemen, dat de rapporten van de werkgroepen (met uitzondering van die
voor personeelsbeleid) bijna gereed zijn. Of de gemeente aan de plaatselijke door
voering van bepaalde resultaten van die rapporten zal deelnemen komt dan ter be
slissing.
In de Raadsvergadering van 11 Movember 1953 zegde de Voorzitter van ons college
bij de behandeling van ons voorstel tot beschikbaarstelling van een crediet voor een
organisatie- en efficiency-onderzoek bij de dienst van Openbare Werken toe, dat het
rapport zou worden overgelegd. Het eerste gedeelte van dit rapport heeft ons intus
sen bereikt.
Hoofdstuk III.
Algemene beschouwingen.
De mening, dat met een slappe houding de verkeersveiligheid niet wordt gediend,
kunnen wij ten volle delen. Tegen de bedoelde verkeersovertredingen werden de na
volgende processen-verbaal opgemaakt, terzake van:
het rijden op trottoirs 152.
hij rijden zonder licht 736
het geen richting aangeven 207
de veiligheid van het verkeer in gevaar brengen 288.
het onvoorzichtig openen van portieren 17
het rijden met uitgestoken richting-aanwijzer 57 en
het niet verlenen van voorrang 186.