GEMEENTE BREDA
Aan de Raad der gemeente
Breda»-
Breda,J/ Augustus 1954.
K°- V 14862
Onderwerp:
Begroting 1955»
Hierbij hebben wij de eer U ter vaststelling aan te bieden de ontwerp-begroting
voor het dienstjaar 1955 met memorie van toelichting en bijlagen, waarin zijn opge
nomen de ontwerp-begrotingen voor dat dienstjaar van de navolgende takken van dienst,
welke afzonderlijk worden beheerd:
a. Electriciteitsbedrijf
b. Grondbedrijf;
c. Gasbedrijf;
d. Waterleidingbedrijf;
e. Leningsdienst;
fCrediet- en Voorschotbank;
g. Woningbedrijf;
h. Vervoerbedrijf;
i. Openbaar SiaGhthuisbedrijf
j. Hypotheekbank;
k. Openbare Werken;
1. Beplantingen;
m. Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg, welke als onderdeel van de
ontwerp-begroting voor de gemeentelijke dienst voor sociale zaken onder de bij
lagen is opgenomen.
Deze begrotingen zijn ieder afzonderlijk van de nodige toelichtingen voorzien,
waaraan wij hieronder enige algemene beschouwingen mogen toevoegen.
Door de structurele veranderingen die de gemeente Breda sedert 1942 heeft
ondergaan is er een belangrijke wijziging gekomen in haar taak en behoeften. De
verdubbeling van het aantal inwoners en de groei naar een stad van 100.000 zielen
vragen om geheel andere voorzieningen dan voordien voldoende werden geacht.
De belangrijkste inkomstenbron der gemeente, te weten de objectieve uitkeringen
uit het Gemeentefonds, houdt hiermede echter niet voldoende rekening, zodat wederom
- evenals voor 1955 en 1954 - een subjectieve verhoging der algemene uit
kering uit het Gemeentefonds nodig is om een enigermate verantwoord verzorgingsni
veau te bereiken.
Zoals U bekend is werd door ons bedoelde verhoging reeds in 1955 aangevraagd.
Gedacht is toen dat een verhoging van 2.400.000.- voldoende zou zijn. Tenge
volge van nadien plaats gehad hebbende salaris- en loonverhogingen en prijsstijgin
gen, alsmede de steeds groter blijkende achterstand op het gebied van kapitaalsin
vesteringen, blijkt thans voor 1955 reeds een bedrag van 2.841.008.- nodig, ter
wijl wij voor 1956 en 1957 (de noodvoorziening Financiële verhouding Rijk-Gemeenten
eindigt 1 Januari 1958) nog geen schatting durven doen, maar zeker is dat het voor
die jaren nodige bedrag groter zal zijn.
Wij zullen voor 1955 een nieuwe verhoging bij de Ministers van Financiën en
van Binnenlandse Zaken aanvragen en ten aanzien van 1956 en 1957 te zijner tijd
naar bevind van zaken handelen.
In verband met bovenstaande is, evenals vorig jaar, op hoofdstuk XI 2, volg
nummer 559B, een subjectieve verhoging van de algemene uitkering geraamd tot het