GEMEENTE BREDA
Volgnr» 26 der agenda
Bijlagen 1 $54
Nr. 94
10 Februari 1954
V/19928
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging
van de herordening op het beheer van het Grondbedrijf
der gemeente Breda.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
In artikel 14 van de beheersverordening voor het Grondbedrijf is bepaald, dat
indien in dit bedrijf ingebrachte gronden worden bestemd voor de bedrijven der ge
meente - dus ook voor het Woningbedrijf - of voor stichting van gebouwen en erven ten
behoeve van de openbare dienst der gemeente, de uitneming geschiedt tegen vergoeding
van de door de taxatiecommissie geschatte waarde. Dit komt dus hierop neer, dat naast
de gewone periodieke (5-jaarlijksq) taxaties, voor incidentele gevallen als bovenbedoeld
nog afzonderlijke schattingen moeten plaats vinden.
Nu de gemeentelijke woningbouw in de na-oorlogse'jaren een veel groter omvang
heeft aangenomen dan voorheen het geval was, blijkt dat het hanteren van de betreffen
de bepaling op bezwaren stuit, Wrij mogen zulks als volgt toelichten.
Bij de jndiening van bouwplannen voor de stichting van woningcomplexen met steun
uit 's Rijks kas ingevolge de Woningwet moeten de grondkosten vooraf worden bepaald,
opdat overzien kan worden, zowel bij het Rijk als onzerzijds, of een complex rendabel
kan worden geëxploiteerd. Regel is namelijk, dat de alsdan aangenomen grondkosten ook
strekken tot basis van overleg met het Rijk om te komen tot een aanvaardbaar bedrag aan
grondkosten per woning, per 100 m2 classificatie-oppervlakte of anderszins.
Mede met het oog op deze gang van zaken beweegt zich, zoals Uw Raad bekend, de
practijk in de laatste jaren in deze richting, dat voor een uitbreidingsplan, c.q. voor
een omlijnde sector, waarin binnen korte tijd tot overheids en/of particuliere bouw zal
worden overgegaan, een exploitatie-opzet wordt gemaakt. Hierbij gaat het dan vrijwel
altijd om nog maagdelijke gronden, waaraan de kosten van bouwrijp maken nog volledig
moeten worden besteed. Niettemin plegen dan toch al de prijzen van de bouwrijpe gronden
te worden vastgelegd. Bij onderhandelingen met het Rijk worden deze prijzen dan ook
verdedigd.
Het is duidelijk, dat de taxatiecommissie voor het Grondbedrijf zich grotendeels
moet laten leiden door de reële waarde der gronden op het moment, dat zij haar schat
tingen verricht, waarbij dus de mate, waarin de gronden dan pas bouwrijp zijn gemaakt,
mede als grondslag dient. Uiteraard beschikt de commissie alsdan niet over voldoende
gegevens betreffende de nog te besteden kosten, hetgeen ertoe leidt, dat zij de te bere
kenen kostprijs niet of zeer moeilijk kan benaderen. In exploitatie-opzetten wordt daar
entegen zoveel mogelijk met alle kostenfactoren rekening gehouden, hetgeen vooral met
het oog op woningbouw met Rijkssteun als algemene gedragslijn aanbeveling verdient.
Verder moet het streven erop gericht zijn om bij de overdracht van terreinen van
het Grond- naar het Woningbedrijf de door het Rijk aanvaarde grondprijzen per woning
of eventueel andere eenheid als basis voor de verrekening tussen beide bedrijven aan
te houden. Bij de bepaling der Rijksbijdrage in het exploitatietekort wordt immers die