No. 99
17 April 1954
VI/3210
Voorstel van de Voorzitter tot het bevorderen van een
verhoging der jaarwedde van de wethouders dezer gemeente.
Zoals U uit de bladen bekend zal zijn is allerwege een actie gaande om te komen
tot een betere honorering van bestuurders. Zo hebben reeds verscheidene gemeenteraden
het initiatief genomen tot voorstellen aan de betrokken colleges van Gedeputeerde Sta
ten tot verhoging van de honorering harer wethouders, voorstellen waarvan men in ver
band met wat ten aanzien van de leden der 2de Kamer, leden van Gedeputeerde Staten enz.
is geschied, resultaat verwacht en die mede zijn ingegeven door de overweging, dat een
eigen initiatief van de betrokken gemeenteraden, de colleges van Gedeputeerde Staten,
die immers onder goedkeuring van de Kroon de wethouderssalarissen vaststellen, aange
naam schijnt te zijn.
Bekend is tot heden, om bij met Breda vergelijkbare gemeenten te blijven, dat
ten aanzien van Leiden een principe-besluit van Gedeputeerde Staten is genomen dat de
jaarwedden (ƒ.5900.- toeslagen) op ƒ.8600.- brengt; ten aanzien van Apeldoorn (ƒ.6580.-)
op ƒ.8500.-. Eindhoven dringt aan op een wedde van ƒ.10.000.-. Tilburg op ƒ.9000.-,
doch deze beide zijn groter dan Breda.
In dit licht bezien meen ik, dat een jaarwedde van ƒ.8600.- voor Breda (thans
ƒ.6580.-) gewenst is en noodzakelijk.
Ik heb daarom de eer voor te stellen U met een schrijven tot Gedeputeerde Staten
dezer provincie te wenden, waarin op een bezoldiging tot dat bedrag wordt aangedrongen.
De Burgemeester van Breda,
C. Kortmann
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.