j GEMEENTE BREDA I Volgnr. 25 der agenda Bijlagen 1954 Nr. 154 15 Maart 1954 V/4900- Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vast stelling van het aantal gemeentelijke opcenten op de hoofdsom der personele belasting voor het belas tingjaar 1954/55. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Ieder jaar moet door Uw College het aantal opcenten worden vastgesteld, dat ten behoeve van de gemeente zal worden geheven op de hoofdsom der personele belasting. Dit aantal moet zodanig worden bepaald, dat een opbrengst wordt verkregen, die tenmin ste gelijk is aan de opbrengst, welke zal worden verkregen bij een heffing van 150 opcenten op alle aanslagen. Reeds gedurende een reeks van jaren worden door deze gemeente 145-160 opcenten geheven, hetgeen een opbrengst geeft gelijk aan 150 opcenten op alle aanslagen. Daar naast heft de provincie nog 50 opcenten op alle aanslagen. Bij de wet van 24 December 1953 (Stbl. 590) zijn de bepalingen van de bestaande wet op de personele belasting zodanig herzien, dat de druk van deze belasting na de invoering van de algemene huurverhoging van 23 zoveel mogelijk gelijk blijft. De ingevoerde huurverhoging zal dus in het algemeen niet mogen leiden tot een zwaardere druk der personele belasting. Voor een aantal percelen met lage huurwaarde zal echter geen belasting meer verschuldigd zijn; immers tot 1 Juni 1954 is in de 4e, 6e en 7e klasse, waarin deze gemeente is ingedeeld, een huurwaarde van respectievelijk 210.- 150.- en 120.- vrij van belasting, terwijl daarna volgens de nieuwe wet een huur waarde van respectievelijk 265.-. 195-- en 155.- vrij is van belasting. Het be lastingvrije minimum is dus meer verhoogd dan de 23% huurverhoging van de lagere huurwaarde bedraagt. Een geringe verhoging voor een aantal aangeslagenen met hogere huurwaarde is niet te voorkomen, doordat de aftrek, waarmede de huurwaarde wordt verminderd alvorens het tarief wordt toegepast, b.v. verhoogd is met 45.- voor de 4e klasse, dus van 205.- tot 250.-. Bij een huurwaarde van b.v. 300.- was tot 1 Juni 1954 het belastbaar bedrag 300.- - 205.- is 95.-; na de huurverhoging is de huurwaarde 369.- en de aftrek 250.- zodat het tarief wordt toegepast op 369.- - 250.- of 119.-. Dit verschil kan niet worden opgeheven door een lager aantal opcenten, omdat voor de gemeente een gemiddelde opbrengst van 150 opcenten moet worden verkregen. Voor de hogere huurwaarden zou het verschil veel aanzienlijker worden, indien de bestaande opcentenheffing gehandhaafd zou blijven. De heffing is thans zodanig, dat 145 opcenten worden geheven tot een huurwaarde van 632,50; voor elk geheel bedrag van 11,50 waarmede de huurwaarde 632,50 te boven gaat, wordt het aantal van 145 opcenten met 1 opcent vermeerderd, dus als volgt: tot een huurwaarde van 632,50 145 opcenten bij een huurwaarde van 644.- 146 opcenten bij een huurwaarde van 655,50 147 opcenten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 353