§12 9.306.- -2- Geraamd Werkelijk saldo (incl. te verhalen en te betalen) batig nadelig batig nadelig §7 504.584.- §7a 10.472.- §9 64.270.- §10 33.487.- §11 105.000.- §13 62.975.- §14 70.762.- §15 269.278.- §16 222.508.- IX 1.139.926.- 1.238.693,57 414-097,06 26.048,17 31.147,57 70.577,65 109.944,76 28.128,82 107.868,18 71.861,31 314.361.14 221.701,89 X 470.550.- XI/'l 2.353.118.- /2 1.996.512.- ^11 269.200.- 399.560,93 2.471.487,80 2.315.977,25 116.478,04 XIIl/l 135.840.- 2 96.791.- 58.939,29 5.089.380.- 5.089.380.- 5.305.020,12 5.221.511,65 In het kort kan hierop nog de volgende toelichting worden gegeven: Het grotere nadelig saldo op de hoofdstukken II en III is ontstaan door hogere uitgaven, hoofdzakelijk wegens personeelslasten, representatie, presentiegelden, drukwerken en meerdere kosten van de brandweer, voor een deel zijn deze hogere uit gaven door hogere inkomsten op diverse posten opgevangen. Op hoofdstuk VIII 7 (bijzonder gewoon lager onderwijs) zijn belangrijk meer schoolgelden ontvangen dan werd geraamd, omdat de achterstand in de aanslagen ge leidelijk werd ingelopen. Voornamelijk als resultaat daarvan is het nadelig saldo in de rekening 90.000.- lager dan werd geraamd. Het verschil tussen geraamd en werkelijk saldo van hoofdstuk IX is ontstaan door belangrijk hogere uitgaven wegens krankzinnigenverpleging, kosten van de dienst voor Sociale Zaken en kosten van de Gemeentelijke Sociale Werkvoorzieningsregeling; voor een deel staan hogere inkomsten tegenover deze posten. Ten laste van hoofdstuk X is een bedrag van 64.566.- gereserveerd voor de stichting van een tentoonstellingsgebouw; hoofdzakelijk hierdoor is het aanvanke lijk begrote saldo van dit hoofdstuk beïnvloed. In hoofdstuk XI 1 (Belastingen) is een aanmerkelijk hogere ontvangst van het rijk verantwoord wegens derving der opbrengst ondernemingsbelasting. Terzake was geraamd 1.440.000.-, de opbrengst bedroeg 126.150.- meer vanwege een met moeite verkregen nieuwe raming. De uitkeringen op grond van de financiële verhouding Rijk- Gemeenten, verantwoord op hoofdstuk XI 2, hebben in totaal j 319.000.- meer bedra gen dan werd geraamd. Het slot van hoofdstuk XII is beïnvloed door hot feit, dat in 1952 belangrijk minder kasgeldbehoefte bestond, dan waarop bij de primitievo begroting werd gerekend. Dit is van belang, omdat in dit hoofdstuk de zogenaamde kassierswinst van de lenings- dienst tot uitdrukking komt; deze is lager geweest dan geraamd werd. Op de §^1 en 2 van hoofdstuk XIII is minder uitgegeven dan geraamd, omdat op beide paragrafen "Stel posten" voorkomen, waarop geen uitgaven worden geboekt. Op 1 is dit de post ad 100.000.- wegens rente en afschrijving op kapitaalsuitgaven, waarvoor in de loop van het dienstjaar credieten werden verleend; deze post heeft tot doel de nodige ruimte in het budget te houden voor de toekomstige lasten, voortvloeiende uit de in het dienstjaar gedane kapitaalsuitgaven; op '2 komt voor een raming ad j 96.791*- voor onvoorziene uitgaven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 453