beroepssfeer te zoeken. Het lijkt duidelijk, dat het beter is in die omstandig heden een keus te kunnarjinaken uit verschillende mogelijkheden. Dit gezichtspunt zou minder waarde hebben, als organisatie en keuze der plaats zelve zouden leiden tot een afsterven van de vrijwillige brandweer, doch wij me nen, dat dit in genen dele het geval behoeft te zijn en dat dit ook niet het ge val zal zijn. Niet te ontkennen is, dat voor het snel opkomen van over de hele stad verspreide vrijwilligers een centrale plaats het gemakkelijkst is, daargela ten de vraag of uit de bevolking, wonende in de omgeving van hot gemeentelijk vervoerbedrijf, niet gemakkelijker vrijwilligers zijn aan te trekken dan uit eer- op den duur althans zeker des nachts leeglopend centrum. Doch het lijkt moeilijk in deze zich naar vele zijden snel uitbreidende gemeente te bepalen waar het geo grafisch centrum in de toekomst zal blijken te liggen (een geografisch centrum is iets anders dan het stadscentrum), terwijl het, gezien de snelle ontwikkeling- van de huidige vervoermiddelen in het geheel niet zeker is, dat - mede gezien de waarde, die aan de toevoerwegen moet worden toegekend - een plaats in het geogra fisch centrum makkelijker bereikbaar is dan een plaats daar buiten. Dit hangt samen met de vierde overweging die tot ons voorstel heeft geleid. Tenzij men aanneemt dat Breda strategisch gezien belangrijk genoeg is om met atoom- of waterstofbommen te worden bestookt, biedt een plaats buiten de singels bij een noodtoestand zeker voordelen, hoewel toegegeven kan worden, dat niemand in staat is hier enige voorspelling te doen en tevens toegegeven kan worden, dat een noodtoestand niet de normale is. Doch ook voor normale toestanden biedt de ge kozen plaats voordelen. Zij ligt aan een straks verbeterde Tramsingel, die naar beide richtingen aansluiting geeft op de brede overige singels, die rondom de stadskern lopen en van waaruit naar alle periphere stadsgedeelten kan worden uit gevallen. De stadskern zelf is straks door een vaste brug over de Tramsingel, die er toch moet komen ter hoogte van de Slingerweg, in de kortst mogelijke tijd be reikbaar. Het is beslist niet zo, dat vanuit een plaats midden in de stad (b.v. op de Markendaalseweg) de vele verschillende stadsgedeelten sneller bereikbaar zouden zijn. Alles hangt hier af van de toestand, breedte, drukte der uitvalswegen. Een blik op de kaart zal overtuigen van het feit, dat de terreinen van het vervoe-r1^ drijf uit dit oogpunt voor geen andere behoeven onder te doen. Het zal Uw Raad na het voorgaande duidelijk zijn, dat het vanuit de hier ont wikkelde gedachtengang gezien weinig doel heeft naar mogelijk andere plaatsen in de gemeente te zoeken waar een nieuwe brandweerkazerne kan worden gebouwd. In de hier ontwikkelde gedachtengang lijkt de plaats bepaald. Deze plaatsbepaling is niet noodzakelijkerwijs een uitvloeisel van Uw besluit van 7 September 1950, notulen 1950 pag. 334, Bijlagen 1950 no. 249, 25 Juli 1950, V/l0942, waaraan een uitvoe rige besloten zitting is voorafgegaan, doch dit besluit versterkte ons college toch wel aanmerkelijk in de mening dat de geschikste plaats voor een brandweer kazerne bij het vervoerbedrijf lag. Het lijkt in de rede te liggen, dat de toen door Uw Raad gelegde organische verbinding tussen het vervoerbedrijf en de brand weer eerst volledig effect zal sorteren als ook in de bepaling der plaats, waar de brandweer haar arbeid verricht, daarmee rekening wordt gehouden. Dit klemt te meer als men in aanmerking neemt het feit, dat de vroegtijdig overleden rijks inspecteur de heer Meenhorst geen voorstander was van de toen gelegde organische verbinding doch vóórdien n.l. in 1949 reeds zelfstandig met een plan gekomen was om de brandweerkazerne aan de Slingerweg te bouwen en dit plan met tekeningen bij ons college heeft ingediend. Ook de huidige rijks-inspecteur is met de plaatsbe paling accoord. Wat de ontworpen garage zelf betreft (architectuur, bouw, inrichting, kosten enz. lijkt het het beste het advies van de bouwcommissie uit Uw Raad af te wachten. Wij kunnen U wel re.^ds nu mededelen, dat het college van brandmeesters en de Commandant der gemeentelijke brandweer op de bouw en inrichting geen bemerkingen hebben. Burgemeester en Wethouders van Br«^" C.Kortmann burgemeester: Van Woensel secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 523