GEMEENTE BREDA
Volgno. 3c der agenda
Bijlagen 1954
no. 212
5 Mei 1954
1/5867
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vast
stelling van voorschriften, als bedoeld in artikel
43 der Woningwet voor de Achterom e.o.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
De gemeente heeft in de nabijheid van do Achterom nog enige grond in eigendom,
welke geschikt is voor kleine bedrijven e.d.
Het verdient aanbeveling, om, vódrdat tot verkoop van deze graxfcr/rordt overgegaan,
voor dit gebied bebouwingsvoorschriften vast te stellen, waardoor de ontwikkeling van
dit midden in de bebouwing gelegen gebied in de hand wordt gehouden.
Het ontwerp der bebouwingsvoorschriften heeft vanaf 1 Maart 1954 gedurende vier
weken kosteloos voor een ieder ter inzage gelegen ter secretarie.
Tegen het ontwerp is een bezwaarschrift ingekomen van J.A. Bakx en Mevrouw E. Bakx -
Hoogstraten,eigenaars van de panden kadastraal bekend sectie A nos. 6095 t/m 6101. Hoewel
het bezwaarschrift eerst op 31 Maart 1954 ter secretarie is ingekomen, d.i. een dag na de
termijn binnen welke bezwaarschriften moesten worden ingediend, zijn wij van oordeel,
dat dit bezwaarschrift toch voor behandeling vatbaar is, daar het blijkens de poststempels
op 29 Maart 1954 aangetekend te Breda is verzonden en derhalve bij normale behandeling
door de posterijen tijdig had kunnen binnenkomen.
Adressanten maken bezwaar tegen de bestemming genoemd in bouwklasse K der bebouwings
voorschriften, welke op hun eigendommen wordt gelegd, omdat bij eventuele herbebouwing
de mogelijkheid om woongebouwen te bouwen wordt uitgesloten. Voorts komt naar hun mening
de waardevermindering van de grond ten voordele van de omliggende gronden, welke voor het
overgrote deel in eigendom toebehoren aan de gemeente Breda, zodat de gemeente van haar
publiekrechtelijke bevoegdheid gebruik maakt om haar privaatrechtelijk bezit in waarde
te doen stijgen. Adressanten zijn ook van oordeel, dat uit welstandsoogpunt de betrokken
panden niet in het plan behoeven te worden opgenomen omdat door de bebouwing van de om
liggende gronden het uitzicht op genoemde panden vanaf de openbare weg wordt ontnomen.
In verband hiermede merken wij op, dat de eigendommen van adressanten uit een oog
punt van hedendaagse volkshuisvesting de naam van woningen niet meer mogen dragen, aan
gezien zij zijn gelegen aan een steegje achter de Haagdijk. Eventuele herbouw van deze
pandjes is niet toelaatbaar te achten.
Het is ons college niet duidelijk hoe de eventuele waardevermindering van deze ei
gendommen ten voordele is van de nabij gelegen gemeentegrond, aangezien eventuele aan
koop van deze huisjes te allen tijde zal dienen te geschieden tegen de getaxeerde waarde
en bovendien de gronden van de gemeente toch niet duurder worden door waarde
vermindering van deze panden. Het argument, dat opname van deze percelen in het plan
niet noodzakelijk is, omdat zij door bebouwing van de omliggende grond uit het gezicht
komen te liggen is uiteraard onaanvaardbaar. Nadere toelichting hierop komt ons over-