v uxgiiu t j uci a,gcxiu-ci
Het is derhalve alleszins mogelijk, dat bij een verdere bestudering van het bouw
plan nog andere bezwaren naar voren komen, welke tot wijziging van het bouwplan
zouden kunnen leiden.
De heer Froger verzoekt thans in zijn brief aan Uw College hem de gevraagde
vergunning te verstrekken.
Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening, dat Uw College aan dit
verzoek niet kan voldoen, omdat het geschil tussen de heer Froger en ons College
uitsluitend is gebaseerd op de vraag, welke fundering aan het gebouw ten grondslag
moet liggen, afgezien van alle andere factoren, welke tot weigering van de bouwver
gunning kunnen leiden.
Het ligt thans dus op de weg van Uw College een uitspraak te doen over de vraag,
of de funderir"-, welke de heer Froger voorstelt in overeenstemming is met de bouw
verordening van Ginneken en Bavel of dat, zoals ons College van mening is,
ffc deze fundering in strijd is met art. 53, le lid dier bouwverordening,welke eist,
dat de fundamenten van een gebouw op zodanig vaste en stevige grondslagen worden
aangelegd, dat de nodige waarborgen aanwezig zijn tegen verzakking en ongelijke
zetting van het gebouw.
Ha een bespreking met de heer Froger en zijn cliënt de heer van Looveren en
na een door ons College ingesteld onderzoek blijven wij van oordeel, dat het door
ons ingenomen standpunt moet worden gehandhaafd, omdat verzakkingen - gelijkmatig
of niet - van 5 cm., zoals toch ook door de meest optimistische visie worden
voorzien, beslist in strijd zijn met wat dient te worden geëist volgens de bouw
verordening van Ginneken en Bavel.
In verband hiermede menen wij Uw College te moeten voorstellen, ons te machti
gen de heer Froger mede te delen, dat de funderingswijze zoals hij zich deze
voorstelt door Uw College in strijd wordt geacht met de bouwverordening van Ginne
ken en Bavel en met name met art. 53, le lid van deze verordening. De Bouwcommissie
gaat met ons voorstel accoord.
Burgemeester en Wethouders van Breda,
J.A. Meijs loco-burgemeester.
Walenkamp loco-secretaris.