GEMEENTE BREDA
Volgno, 7 der agenda
Bijlagen 1954
no. 263
9 Juni 1954
V/9380
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
verlenen van een tegemoetkoming aan de onderwij
zers in de door hen te maken noodzakelijke kosten,
voortvloeiende uit een verandering van standplaats,
als bedoeld in art.33 der lager onderwijswet 1920
"Verplaatsingkostenregeling onderwijzers
Ingevolge het bepaalde in artikel 33 der lager onderwijswet 1920 is Uw Col
lege bevoegd, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, een regeling te treffen tot
het verionen van een tegemoetkoming aan de onderwijzers van de openbare lagere scho
len in de door hen to maken noodzakelijke kosten, voortvloeiende uit een verandering
van standplaats. Indien een zodanige regeling wordt getroffen is de gemeente gehou
den op overeenkomstige wijze verplaatsingskosten te vergoeden aan de onderwijzers
van het bijzonder lager onderwijs, die zich te Breda vestigen.
De besturen der onderwijzersorganisaties: do K.O.B. en het N.O.V. en het Be
stuur van de Stichting "Nutsschool Breda" hebben reeds eerder tot Uw College het
verzoek gericht on een verplaatsingskosten-regeling voor Breda te treffen. Overeen
komstig onze daarop uitgebrachte prae-adviezen 13 Juni 1949,nr V/7392 en 17 Augus
tus 1950, nr V/6532, bijl.1950 no.269) besloot U afwijzend op de verzoeken te beslis
sen uit overweging dat deze materie op de eerste plaats een rijkszaak is en het niet
juist werd geacht dat de gemeente deze- vergunningen voor haar rekening moet nemen,
daar het rijk ook de salarissen en de niet-verhaalbare pensioen-premie van de ver
plichte onderwijzers van openbare en bijzondere lagere scholen vergoedt. Daarbij
overwoog U verder dat het benoemen en ontslaan van leerkrachten aan bijzondere scho
len buiten de invloedsfeer van de gemeente ligt en de gemeente, bij de totstandko
ming van een verplaatsingskosten-regeling, bezwaard wordt met kosten omtrent welker
noodzaak zij zich geen oordeel kan vormen.
Op ons destijds aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gericht verzoek
stappen te ondernemen ter verkrijging ener bevredigende oplossing van de onderhavige
materie werd medegedeeld, dat men betwijfelde of het rijk bereid zou zijn kosten te
zijnen laste te nemen, welke het niet in de hand heeft.
Ofschoon wij van mening blijver; dat bovenstaande argumenten om geen verplaat
singskosten-regeling ten laste van de gemeente in te voeren ook thans nog onvermin
derd gelden, dienen anderzijds ook de moeilijkheden te worden erkond welke de school
besturen bij de aanvulling van vacatures ondervinden, welke moeilijkheden - hoewel
onzes inziens op de eerste plaats in het algemeen te wijten aan het bestaande onder
wijzers-tekort - ook door het ontbraken van een verplaatsingskosten-regeling zullen
worden beïnvloed.
Wij hebben dan ook gemeend in het belang van het onderwijs in 3reda,niet lan
ger een afwachtende houding te mogen aannemen, maar U voor te moetcsn stellen een be
perkte regeling te treffen, die alleen voorziet in de verplaatsingskosten voor de
gehuwde onderwijzers, omdat deze categorie bij verandering van standplaats de