GEMEENTE BREDA
Bijlagen 1954
no. 295
9 Juni 1954
Vl/9222
Schrijven van de Burgemeester betreffende een brief
van Gedeputeerde Staten dezer provincie inzake de bezol
diging van de wethouders.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Blijkens hun schrijven van 19 kei 1954, G. no. 85294, Ille afdeling hebben Ge
deputeerde Staten dezer provincie zich opnieuw beraden omtrent de bezoldiging van de
wethouders en na ampele overweging besloten tot verhoging over de gehele lijn.
Ingevolge artikel 100 van de gemeentewet worden de jaarwedden van de wethouders
door Gedeputeerde Staten, nadat de Raad is gehoord, onder goedkeuring van de Kroon
vastgesteld.
Het U ter voldoening aan voornoemd artikel toegezonden ontwerp-beslult geeft aan
leiding tot het maken van de volgende opmerkingen. (De genoemde inwonertallen zijn
naar de in de betrokken gemeenten laatst bekende gegevens)
Volgens het ontwerp-besluit zal, gerekend van 1 Januari 1954 af, de bezoldiging
worden voor de wethouders in de gemeenten:
Tilburg met een inwonertal van 127282 9400.-
Breda 96977 7900.-
's Hertogenbosch 63774 7400.-
Bij het verschil in inwonertal tussen Tilburg en Breda van 30305 is er een bezol-
digingsverschil van 1500.-, doch bij het verschil tussen Breda en 's Hertogenbosch
van 33203 inwoners is er een wedde-verschil van slechts 500.-.
Voor de wethouders in de met Breda vergelijkbare gemeenten Leiden (92906 inwoners;
en Apeldoorn (93094 inwoners) bedraagt de jaarwedde 8600.- onderscheidenlijk 8500.-.
Op grond van het vorenstaande komt het redelijk voor, dat de bezoldiging van de
wethouders van Breda wordt vastgesteld op 8600.-.
Uw Raad besloot reeds op 17 Februari 1954 op dezerzijds voorstel van gelijke datum
(Bijlagen 1954, no. 99) een schrijven aan Gedeputeerde Staten te richten, waarin op een
bezoldiging voor de wethouders dezer gemeente van 8600.- wordt aangedrongen.
Ik heb de eer U voor te stellen U nogmaals met een gemotiveerd schrijven tot Gede
puteerde Staten te wenden.
De Burgemeester van Breda,
C. Kortmann
Ligt ter visie in de Leeskamer.