-3- Artikelen 7 en 8. Deze artikelen vocrzien op de ook elders gebruikelijke wijze in de gevallen, dat in verschillende betrekkingen aanspraak op kindertoelage of kinderbijslag bestaat. Artikel ll„ juncto art. 1, tweede lid» Evenals in de betreffende regeling voor het rijkspersoneel en van genoemde ont- werp-verordeni.ig van het Centraal Orgaan komt in de thans geldende bepalingen geen onderscheid voor ten aanzien van de kindertoelage voor de wettige en gewettigde en de pleegkinderen van de ambtenaar en diens natuurlijke kinderen. Na nadere overweging zijn wij - met Gedeputeerde Staten dezer provincie - van oordeel, dat op gelijke sociaal-ethische motieven, welke de Staten Generaal deden besluiten ten deze een on derscheid aan te brengen in de Kinderbijslagwet, ook in de ambtelijke kindertoelage regeling naar voren dient te komen het verschil tussen het recht op kindertoelage voor de wettige en gewettigde en de pleegkinderen van de ambtenaar en de toekenning van een uitkering ten behoeve van de verzorging en opvoeding van natuurlijke kinderen. De overige artikelen behoeven - naar het ons voorkomt - geen nadere toelichting. Wij mogen IJ in overweging geven de Kindertoelage-verordening 1954, waarover de Commissie van Overleg is gehoord, vast te stellen. Burgemeester en Wethouders van Bro C. Kortmann burgemeest Van Woensel secretaris

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 817