Bij volgno. 24g der agenda -2- Artikel 5. 1. De in het vorig artikel bedoelde kindertoelage wordt verhoogd met een toeslag, welke bedraagt: voor het tweede en derde kind: 15,60 per jaar, 1,30 per maand of 0,30 per week; voor het vierde en vijfde kind: ƒ.31,20 per jaar, 2,60 per maand of 0,60 per week; voor het zesde kind: 62,40 per jaar, 5,20 per maand of 1,20 per week; voor het zevende, en elk volgend kind: 49,80 per jaar, 4,15 per maand of 0,96 per week. 2. Waar in de artikelen 6 tot en met 9 het woord (kinder)toelage wordt gebruikt, dient daaronder mede te worden verstaan de in het vorig lid bedoelde toeslag. Artikel 6. Het in artikel 4 gestelde minimum geldt niet voor de ambtenaar die een betrek king in dienst der gemeente vervult, welke naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders als een nevenbetrekking is te beschouwen, tenzij de ambtenaar meer dan één dergelijke betrekking in dienst der gemeente vervult en hij in deze betrekkingen te zamen voortdurend een volledige dagtaak vindt, met dien verstande, dat de kindertoe lage niet minder bedraagt, dan hetgeen de ambtenaar krachtens de Kinderbijslagwet zou ontvangen, indien deze op hem van toepassing zou zijn. Artikel 7. Indien de ambtenaar meer dan één betrekking in dienst der gemeente vervult, waar in deze verordening van toepassing is, wordt de kindertoelage berekend over de in totaal aan hem toekomende wedde en wordt de kindertoelage toegekend in de betrekking, waar aan de hoogste wedde is verbonden. Artikel 8. 1. Indien voor een kind, behalve op grond van deze verordening, anders dan ingevolge de Kinderbijslagwet of anders dan ingevolge een kindertoelage-regeling verband hou dende met pensioen, recht bestaat op kindertoelage, welke lager is dan de kinder toelage ingevolge deze verordening, wordt laatstbedoelde toelage verminderd met het bedrag, waarop overigens aanspraak bestaat, met dien verstande, dat de som der kin dertoelagen ten gevolge van deze vermindering niet mag dalen beneden de toelage, welke zou worden toegekend, indien alle rechten aan deze verordening waren ontleend. 2. Indien, behalve op kindertoelage op grond van deze verordening, voor een kind over een tijdvak recht bestaat op kinderbijslag ingevolge de Kinderbijslagwet voor in- validiteits-, ouderdoms- en wezenrentetrekkers, wordt de kindertoelage waarop deze verordening recht geeft, slechts toegekend tot het verschil tussen het bedrag, dat ingevolge deze verordening kan worden toegekend en hetgeen op grond van genoemde wet wordt ontvangen. Artikel 9. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd beslissingen te nemen omtrent de verlening- van kindertoelage ten aanzien van gevallen, waarin deze verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet. Bij deze beslissingen kan de uitbetaling van kindertoelage aan anderen dan de ambtenaar worden geregeld. Artikel 10. De krachtens deze verordening toegekende toelage wordt geacht deel uit te maken van de bezoldiging, als bedoeld in de de ambtenaar betreffende bezoldigingsregeling. Artikel 11. Op de voet van de bepalingen van deze verordening stellen Burgemeester en Wet houders regelen vast betreffende de toekenning van een uitkering aan de ambtenaar voor het onderhoud van zijn natuurlijke kinderen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 821