GEMEENTE BREDA De Raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 Juni 1954, no.Vl/10166 ;gehoord de Commissie van Overleg; besluit: aan het personeel dezer gemeente, voor hetwelk de rechtstoestand van gemeen tewege wordt geregeld vacantie-uitkering toe te kennen op de voet van het Ko ninklijk besluit van 19 Mei 1954, Stbl.no.208, tot wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Arbeidsovereenkomstenbesluit (regeling inzake een vacantie-uitkering)met dien verstande, dat: 1.dit raadsbesluit niet van toepassing is ten aanzien van bedoeld personeel, verbonden aan onderwijsinrichtingen; 2.de Burgemeester ten aanzien van het personeel van de administratieve en de technische dienst van de politie en overigens Burgemeester en Wethouders in de plaats treden van de Minister van Binnenlandse Zaken en dat de Burgemees ter c.q.Burgemeester en Jethouders bevoegd zijn voorschriften te geven ter uitvoering van dit raadsbesluit 3.onder "maandwredde" c.q. "maandloon" wordt verstaan 1/12 gedeelte van hetgeen volgens de Pensioenwet 1922 (stbl.240) als pensioensgrondslag voor betrok kene geldt of zou gelden, indien hij ambtenaar ware in de zin van die wet; 4.de vacantie-uitkering ook wordt berekend over het bedrag van de kindertoe lage en de kindertoeslag c.q.over het bedrag van de kinderbijslag ingevolge de Kinderbijslagwet Aldus vastgesteld door de Raad der ge meente Breda in zijn openbare vergade ring van voorzitter secretaris

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 837