GEMEENTE BREDA Volgno. 13 der agenda
Bijlagen 1955
no. 562
5 October 1955
Vl/18168
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot delegatie
van de bevoegdheid tot het benoemen van onderwijzend
personeel in tijdelijke dienst aan de gemeentelijke
middelbare handelsavondschool en het gemeentelijk
gymnasium.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Het benoemingsrecht en de daarbij in acht te nemen voorschriften ten aanzien van
aan de gemeentelijke onderwijsinrichtingen aan te stellen personeel zijn neergelegd in
de betreffende onderwijswetten (voor kleuterscholen voor alsnog in een gemeentelijke
verordening)
Voor de verschillende soorten van scholen gelden geheel van elkaar afwijkende en
vrij omslachtige procedures. Uit de wettelijke bepalingen blijkt, dat in vrijwel alle
gevallen de benoeming en het ontslag door de Raad dient te geschieden, hetgeen echter
voor tijdelijke benoemingen storend kan zijn voor een gewenste vlotte afdoening van
zaken.
In het bijzonder geldt dit ten aanzien van de benoeming van tijdelijke leerkrachten
aan v.h.m.o.- en m.o.-scholen, i.e. het gemeentelijk gymnasium en de gemeentelijke mid
delbare handelsavondschool, aangezien hier ook voor iedere tijdelijke aanstelling een
benoemingsbesluit van Uw College wordt vereist. Bij ziekte of andere plotselinge niet
te voorziene ontstentenis van leerkrachten aan laatstgenoemde scholen zien wij ons
echter, ter voorkoming van stoornis in de goede gang van het onderwijs, veelal genood
zaakt een vo rziening te treffen door een voorlopige indienstneming van een leerkracht
en deze maatregel later aan Uw College ter bekrachtiging voor te leggen.
Bij de wet van 20 Mei 1955 (Stbl. 224) tot wijziging van de middelbaar-onderwijswet
en de hoger-onderwijswet is ten aanzien van de procedure bij het benoemen van onderwij
zend personeel aan onder die wetten vallende scholen, i.e. de handelsavondschool en het
gymnasium, enige vereenvoudiging gebracht.
Artikel 29 der middelbaar-onderwijswet, respectievelijk artikel 17 der hoger-onder
wijswet luiden thans als volgt:
RNo2