GEMEENTE BREDA Volgno. 30 der agenda Bijlagen 1955 no. 661 1/15641 10 november 1955 Schrijven van Burgemeester en Wethouders inzake rioolwaterafvoer. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Mede naar aanleiding van door Uw Raad gestelde vragen delen wij U ter informatie mede Het besluit van Uw Raad d.d. 28 juli 1950 om een krediet beschikbaar te stellen ten behoeve van een opdracht aan het Ingenieursbureau Irs Witteveen en Bos c.i. tot het ontwerpen van een afvoerleiding naar de Moerdijk (zie ons voorstel van 22 juli 1950, l/l0917, Bijlagen 1950 no. 252) werd op 20 september 1950 (nr. 36954) door het College van Gedeputeerde Staten goedgekeurd, waarbij nadrukkelijk de verwachting werd uitgesproken, dat de opdracht niet zou worden verstrekt, voordat de vereiste vergun ningen zouden zijn verkregen Bij schrijven van 25 mei 1955, no. 17326, afd. A, ontvingen wij van de Minister van Verkeer en Waterstaat bericht, dat de door ons gevraagde vergunning om in de Moer' dijk te mogen lozen kan worden verleend met dien verstande, dat het te lozen water door bezinking van slijkstoffen moet zijn ontdaan. Van de N.V. Nederlandse Spoorwegen (brief d.d. 6 oktober 1950 VwCG/Va/11/l0228 ontvingen wij bericht, dat er in principe geen bezwaar bestaat tegen het leggen van de rioclwaterafvoerleiding in spoorwegterrein. Toen door de Minister van Waterstaat werd bericht onder welke voorwaarden de Gemeente Breda vergunning zou kunnen krijgen het Bredase afvalwater in het Hollands Diep te lozen, was voor het bepalen van de keuze tussen de alternatieven "lozing Moerdijk" en "lozing Mark" een belangrijk uitgangspunt verkregen. Vast kwam te staan, dat bij lozing op de Markt door het Heemraadschap van Mark en Dintel - daarin geadviseerd door het R.I.Z.A. - zeer hoge eisen aan de zuiverheid van het na reiniging te lozen water zullen woorden gesteld. Tevens werd de zekerheid verkregen, dat bij lozing op het Hollands Diep - ook na uitvoering van de Deltawerken - d'e kwaliteit van het af te voeren water aan veel minder hoge eisen zal behoeven te voldoen. Voor zeer belangrijke en zeer kostbare gedeelten van de te bouwen zuiveringsin richting zullen die eisen bij lozing op de Mark tenminste drie maal zoveel capaciteit vergen als bij lozing op het Hollands Diep. Daar staat tegenover, dat lozing op het Hollands Diep de aanleg van een kost bare, lange leiding met zich brengt met de daarbij behorende gemalen. Na ampele overweging zijn wij tot de eenstemmige overtuiging gekomen, dat bij lozing op de Mark de zuiveringsinrichting gebouwd zal moeten worden beneden-strooms van de samenkomst van de Mark en het MarkkanaalZulks houdt vooral verband met de R.No:2:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 1240