GEMEENTE BREDA Centraal Rapport van het afdelingsonderzoek der ge meentebegroting 1956, gehouden op 28 September 1955. Algemene beschouwingen. Gaarne wordt dank gebracht aan het College van Burgemeester en Wethouders voor de vele activiteiten in het jaar 1955. Aan de verschillende diensten en ambtenaren past een woord van lof voor de verrichte werkzaamheden, terwijl in het bijzonder aan de opstellers van de begroting dank wordt betuigd voor de duidelijke opstelling en toelichting der be groting, welke in dit opzicht gunstig afwijkt van de begroting over 1955. Dit impliceert niet dat de Raad in allen dele het door Burgemeester en Wethouders ge voerde beleid en de door de diensten verrichte arbeid zou goedkeuren. Op het stuk van de zgn. industrialisatie is Breda bezig met het voorbereiden en uitwer ken van plannen. Op dit ogenblik is nog geen werkloosheid aanwezig. Directe behoefte aan meer werkgelegenheid is er dan ook niet, integendeel, het valt moeilijk personeel te krij gen. Deze toestand behoeft echter niet blijvend te zijn en zal dat ook niet zijn. Het jaar lijks bevolkingsaccres alleen al dient te kunnen worden opgevangen. Het stemt tot vreugde, dat het zgn„ seniorenconvent kort geleden bijeen kwam met Bur gemeester en 'Wethouders om van gedachten te wisselen over de vraagstukken van de industria lisatie. Bij de behandeling van de begroting voor het jaar 1955 werd om een dergelijke bespre king gevraagd en werd zij toegezegd. Het is jammer dat eerst bijna een jaar later die toe zegging is ingelost. Niettemin; het komt meerdere leden voor dat het gepleegde overleg op dit stuk verhelderend heeft gewerkt. Voortzetting van dit overleg zou dan ook worden ge waardeerd. Het is immers niet zo maar te stellen dat Breda maar industrie moet aantrekken of dat Breda dit niet moet doen. Als er activiteit van de Gemeentelijke Overheid uitgaat, en men is het er over eens, dat de overheid goed doet gelegenheid tot vestiging van nieuwe industrieën te scheppen, dan moet men ook weten op welke xfijze men actief moet zijn en welke soort industrie voor onze arbeidsmarkt het geschiktst is. Dit zijn slechts twee kanten van een zaak die vele zijden heeft. Juist een regelmatig overleg met het senioren convent kan bijdragen tot het volgen van een vaste lijn in het beleid to dezer zake. De voorlichting aan de Raad is echter volgens meerdere leden onvoldoende geweest ondanks in schakeling van het seniorenconvent.Om planmatig te kunnen industrialiseren zal men van te voren inzicht dienen te hebben in de omstandigheden van de streek of plaats waar men wil gaan industrialiseren. Hoeveel bedraagt de toename van het aantal arbeidskrachten per jaar; hoeveel mannen, hoeveel meisjes? Welke aantallen daarvan worden opgenomen door de bestaande industrie, hetzij ter vervanging van boven 65-jarigen, dan weï°uitbreiding. Aan welk soort van industrie dient de voorkeur te worden gegeven, rekening houdende met het voorafgaande en met een zo groot mogelijke differentiatie in de samenstelling naar bedrijfstakken, alsme de met de geaardheid van de bevolking. Een goed antwoord op al deze vragen en vele andere kan slechts gegeven worden na analyse vande huidige, en prognose voor de toekomstige situa tie. Is het daarom niet gewenst, dat een gemeente van de omvang van Breda beschikt over een eigen sociografische dienst? Deze dienst werd destijds opgeheven. Werd dit mogelijk niet mede veroorzaakt doordat er te weinig gebruik van werd gemaakt? Voor het geraamde tekort van 410.000,- wordt een subjectieve bijdrage geraamd en aangevraagd. Vergeleken bij het vorig jaar is het tekort aanmerkelijk minder. Ook voor 1957 wordt op een subjectieve bijdrage, dus een tekort gerekend. Werden de verwachtingen, die men het vorig jaar t.a.v. de subjectieve bijdrage had, gehonoreerd? Is de gesuggereerde bij drage uit het Gemeentefonds voor volgende jaren ook inderdaad verwachtbaar?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 1270