Volgno. 6 der agenda
-2-
ontstaan en in stand blijven door, voor wat het Rooms-Katholieke volksdeel betreft
de opofferingen van religieuze congregaties in de vorm van het practisch belangeloos
beschikbaar stellen van leerkrachten en lokaliteiten.
Ook verenigingen en stichtingen, niet zijnde zuster-congregaties, wisten slechts
met grote financiële offers de exploitatie van de door hen opgerichte kleuterscholen
staande te houden. Op deze wijze bleek de verzorging van het kleuteronderwijs, zij
het in eenvoudige vorm cn met een bescheiden bijdrage van de gemeente in de exploi
tatie-uitgaven, zonder ernstige bezwaren voortgang to kunnen vinden. D„ oorlog heeft
echter ook hier zijn ruïneus werk gedaan. De religieuze congregaties ontmoeten min
der roepingen en moeten dus meer lekenpersoneel inschakelen en honoreren. Het in de
na-oorlogse jaren sterk gestegen Icon- en prijspeil, deed ook de exploitatie-uitga
ven van de kleuterscholen aanzienlijk stijgen en heeft tot gevolg, dat de materiële
omstandigheden waaronder dit onderwijs gegeven wordt, dikwijls zeer slecht zijn en
vooral de salariëring van de leerkrachten over vrijwel de gehele linie beneden een
redelijk peil is komen te liggen.
Door verhoging van het gemeentelijk subsidie in de loop der na-oorlogse jaren
is weliswaar enige verlichting in do financiële zorgen der kleuterscholen te consta
teren, terwijl hier en daar ook met grote voldoening melding kan worden gemaakt van
door schoolbesturen genomen initiatieven om tot een betere verzorging van dit onder
wijs te geraken. Meer dan een partiële verbetering kon echter tot op hoden, en dan
nog slechts op enkele plaatsen niet worden bereikt, terwijl vooral thans het huis
vestingsprobleem dringend om een afdoende oplossing vraagt.
Het zal Uw College, op grond van bovenstaande uiteenzetting, voldoende duide
lijk zijn, dat gedurende de na-oorlogse jaren slechts op zeer beperkte schaal voor
zieningen zijn getroffen kunnen worden ten behoeve van het bijzonder kleuteronderwijs,
door zuster-congregaties of particuliere verenigingen. Wij zijn dan ook van mening, op
dat in het dringende huisvestingsprobleem voor het kleuteronderwijs op zo kort rnogelijl
termijn kan worden voorzien, dat het noodzakelijk is, dat de gemeente zo nodig de hel
pende hand gaat bieden bij de bouw en inrichting van kleuterscholen.
Tegen het optreden van de gemeente op dit terrein als financier, kunnen onzes
inziens geen steekhoudende bezwaren worden ingebracht, nu de stichting van de bij
zondere lagere scholen geheel door de gemeente wordt gefinancierd, terwijl de stich
ting van nijverheidsscholen wordt gefinancierd met geleende gelden, waarvoor het rijk
b.org blijft.
Willen er vóór de totstandkoming van de kleuteronderwijswet- en onzes inziens
ook daarna - voldoende kleuterscholen in Breda kunnen worden opgericht, den zal hulp
van de gemeente voor nieuwbouw, uitbreiding en eerste inrichting noodzakelijk zijn,
Deze hulp kan gegeven worden in de vorm van borgstelling voor aan te gane loningen
en/of verstrekking door de gemeente van het leenkapitaalIn beide gevallen zullen
de schoolbesturen de normale rente en aflossing moeten betalen. Zolang de kleuter
onderwijswet niet in werking is getreden en het gemeentelijk subsidie niet drastisch
verhoogd is, zullen zij hiertoe echter niet in staat zijn.
Zoals Uw College bekend is, is op de gemeentebegroting 1955 een bedrag van 60,-
per leerling uitgetrokken als subsidie voor het bijzonder kleuteronderwijs. Een glo
bale, in overleg met de schoolopziener voor het kleuteronderwijs opgestelde kosten-
begroting voor een normale kleuterschool (Montessori) wijst uit, dat voor een behoor
lijke exploitatie (kapitaalslasten inbegrepen), een bedrag van 100,- a 120,- per
leerling nodig is. De schoolbesturen zouden dus financieel geholpen zijn, als de ge
meente het subsidie tot b.v. 110,- zou optrekken. Dit te realiseren moet uitgesloten
worden geacht wegens de belangrijke extra- financiële last die dit jaarlijks voor
de gemeente zou betekonen (voor 1955 300.000,-).
Ook op grond hiervan zijn wij van oordeel, dat een vc-rruiming van de financiële
steun der gemeente aan de kleuterscholen zich zal moeten beperken tot en richten op
de gebouwen en eerste inrichting van nieuw te stichten kleuterscholen en uitbreiding
van bestaande.
De financiering zal moeten worden verzekerd en een jaarlijkse extra-bijdragc-
voor nieuwbouw en uitbreiding zal nodig zijn.
De figuur ontstaat dan weliswaar dat oude en nieuwe scholen een verschillend
subsidie gaan genieten (minstens tot hot tijdstip dat de kleuteronderwijswet in wer
king gaat treden)maar als nood-oplossing is deze discriminatie onzes inziens ver-