Bij volgno. 6 der agenda
-2-
Artikel 5.
Kinderen die de leeftijd van 4 jaar nog niet hebben bereikt of die overeen
komstig de bepalingen der leerplichtwet leerplichtig zijn, mogen niet tot de
school worden toegelaten.
Artikel 6.
De regeling van de schooltijden moet zodanig zijn, dat iedere leerling gedurende
tenminste 20 uren per week onderwijs kan ontvangen.
Artikel 7.
Het door de schoolopziener van het kleuteronderwijs goedgekeurde werkplan
met dagindeling, zomede de regeling van de schooltijden en vacanties, moeten voor
de aanvang van ieder schooljaar aan Burgemeester en Wethouders ter kennisneming
worden gezonden.
Indien na inzending dezer stukken daarin geen wijziging wordt aangebracht,
kan verdere toezending achterwege blijven en kan worden volstaan met een schrifte
lijke verklaring van het schoolbestuur, dat de stukken sedertdien niet zijn ge
wijzigd.
Artikel 8.
1De hoofdleidster moet in het bezit zijn van een der in het 2e lid van dit ar
tikel genoemde akten van bekwaamheid als hoofdleidster bij het kleuteronder
wijs, de leidster van de aldaar genoemde akten van bekwaamheid als leidster
bij het kleuteronderwijs.
2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde akten zijn de volgende:
a. de akten A en B van de Gemengde Commissie;
b. de akten A en B van de Vereniging van Onderwijzeressen bij het Christelijk
Kleuteronderwijs in Nederland;
c. de akten A en B van de R.K.Schoolraad;
d. de akten A en B van de Christelijke Vormschool te Amsterdam;
e. het diploma van de Algemene Montessori-opleiding;
f. het diploma van de R.K. Montessori-opleiding;
g. het diploma van de Montessori-vereniging te Amsterdam.
3. Burgemeester en «iethouders kunnen in overeenstemming met de schoolopziener van
het kleuteronderwijs ook andere dan de in het 2e lid genoemde akten daarvoor
in de plaats laten treden.
Artikel 9.
1Onderwijs mag slechts worden gegeven door personen die in het bezit zijn van:
a. één of meer der in artikel 8 genoemde bewijzen van bekwaamheid;
b. een getuigschrift van zedelijk gedrag, afgegeven door de Burgemeester(s)
der gemeente(n) waar zij, aan wie het wordt uitgereikt, de laatste 2 jaar
gewoond hebben.
c. een verklaring als bedoeld in artikel 3, sub 1 van de wet van 9 Juli 1953»
S 349 (wet bescherming leerlingen tegen besmettingsgevaar) en van een door
een geneeskundige afgegeven verklaring, dat zij geen andere ziekten of ge
breken hebben welke hen voor het ambt van kleuteronderwijzeres ongeschikt
maken.
Artikel 10.
1De hoofdleidster moet de leeftijd van 23 jaar bereikt hebben en tenminste 3
jaar practisch als kleuteronderwijzeres werkzaam zijn geweest.