Bij volgno. 6 der agenda -3- 2. De leidsters moeten de leeftijd van tenminste 18 jaar hebben bereikt. Artikel 11 1Aan de kleuterscholen kunnen als kwekeling worden toegelaten zij, die zich voor het behalen van de akte van bekwaamheid als kleuterleidster hebben te oefenen in de praktijk van het kleuteronderwijs. 2. De kwekelingen zijn in het bezit van het getuigschrift en de verklaringen als genoemd in artikel 9, sub b en c. Artikel 12. 1Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van een hoofdleidster mag, in dien geen bevoegde hoofdleidster aanwijsbaar is, een vervangster, die in het bezit is van een bewijs van bekwaamheid als leidster, met de waarneming worden belast 2. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van een leidster mag, indien geen bevoegde leidster aanwijsbaar is, een vervangster die niet in het bezit is van een bewijs van bekwaamheid als leidster, met de waarneming worden belast. 3. De onbevoegde vervangster als bedoeld onder 2, moet de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt en een opleidingscursus voor kleuteronderwijzeres volgen. 4. In de vervanging moet binnen 6 maanden door aanstelling van een bevoegde leer kracht worden voorzien. In bijzondere gevallen kan, op een met redenen omkleed verzoek van het school bestuur, door Burgemeester en Wethouders verlenging van deze termijn voor ten hoogste 6 maanden worden toegestaan. Artikel 13. 1Het schoolbestuur gaat met het personeel een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan. Een door beide partijen gewaarmerkt afschrift van deze arbeidsovereenkomst wordt terstond na het afsluiten er van aan Burgemeester en Wethouders toegezonden, onder bijvoeging van afschriften van de in artikel 9 bedoelde stukken. 2. Onverminderd de terzake geldende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, moet iedere arbeidsovereenkomst tenminste inhouden: a. de naam, de voornamen en de geboorte-datum van de benoemde; b. de aanwijzing van de school waaraan de benoemde werkzaam zal zijn; c. de datum waarop de benoeming zal ingaan; d. de tijd, waarvoor de aanstelling geschiedt; e. de jaarwedde of wedde, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 en de wijze waarop zij zal worden uitbetaald; f. een termijp/bedoeld in artikel 1639 i, 2e lid van het Burgerlijk Wetboek, welke tenminste twee maanden moet belopen; h. een bepaling, dat de dienstbetrekking in elk geval wordt beëindigd op de eerste van de maand volgende op die waarin de werkneemster de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Artikel 14. De jaarwedden moeten tenminste bedragen: 1. a. voor de hoofdleidster 2.000,- per jaar; b. voor de leidster 1.600,- per jaar; c. voor de kwekeling 600,- per jaar. 2. De door het schoolbestuur vast te stellen salarisregeling voor het personeel der school wordt aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders onderworpen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 20