Bij volgnr 10 dor agenda -2- het niemand gegeven is in de toekomst te zien, lijkt het reëler de naoorlogse ont wikkeling als de meest waarschijnlijke voortzetting te beschouwen, waarbij het tempo dier ontwikkeling eerder zal toe- dan afnemen, gezien de in den lande steeds groeien de belangstelling voor de ouden van dagen die men van overheidswege financieel niet onverzorgd wil laten, om te zwijgen van de groeiende pensioensaanspraken van het toenemend aantal 65-jarigen, die daardoor steeds minder afhankelijk zullen worden van instellingen als de onze. Deze ontwikkeling stelt ons college voor de vraag, wat in de toekomst te doen. Op slot is er een kapitaal van rond 650.000,-, dat jaarlijks een rente afwerpt van 22 a 25.000,-. Van deze rente blijft op het ogenblik nog wel slechts een gering bedrag over, doch als straks de 14 broeders weggevallen zullen zijn, aan wie 1.000,- per jaar per persoon besteed wordt en de stichting bevrijd is van het uitkeren van een tweetal wachtgelden, dan zal uit de rente nog slechts de jaarwedde van de rentmeester behoeven te worden betaald, terwijl het leeuwendeel der baten slechts als kapitaalsvermeerdering bestemming kan vinden, een gang van zaken, die te betreuren zou zijn. Het is uiteraard mogelijk ergens een modern gebouw of vleugel van een gebouw te stichten voor bejaarde mannen, zodat het Oude-mannenhuis op moderner leest ge schoeid, herleeft en de oorspronkelijke doelstelling zoveel doenlijk wordt benaderd. Wij betwijfelen echter of voor plaatsing in een dergelijke instelling op het aller eenvoudigste niveau wel belangstelling zal bestaan bij die categorie van mensen, wier lot onze stichting zich in het bijzonder behoort aan te trekken. wij vrezen overigens, dat de werkzaamheid onzer instelling licht zou kunnen "ontaarden" in het geven van toeslagen op de pensionprijs aan een zeer beperkt aantal personen, die, in diverse tehuizen hunner keuze opgenomen, al of niet terecht menen de gevraagde pensionprijs niet te kunnen opbrengen. Dergelijke vorm van zorg lijkt ons echter eerder thuis te behoren bij de over heid - rijks en gemeentelijke - die, hetzij door verhoging der wettelijke uitkerin gen, hetzij door toeslagen op de huur, hetzij door middel van haar organen van maat schappelijke zorg, hier zeker het nodige kunnen en zullen doen, met veel groter mogelijkheden dan de 22.000,- grote jaarlijkse baten van onze instelling, die, hoe respectabel ook, in het niet zinken tegenover wat van overheidswege zal kunnen worden opgebracht. Het is ook mogelijk de stichting langzaam haar natuurlijke dood te doen sterven, haar daarna juridisch op te heffen en haar fondsen te voegen bij bestaande fondsen van armenzorg b.v. de fondsen van de gemeentelijke instelling voor maatschappelijke zorg, waarmee dan daaraan een bestemming gegeven wordt, liggende in een algemeen vlak, dat te respecteren is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 253