GEMEENTE BREDA Volgnr 22 der agenda
Bijlagen 1955
nr 145
9 Maart 1955
1/1285
Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het verzoek van de V.V.V. "Breda
Vooruit" om een verhoogde subsidie.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
De Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Breda Vooruit richtte zich bij schrijven
van 28 Januari 1955 tot Uw Raad met het verzoek de gemeentelijke subsidie vanaf 1 Ja
nuari j.l. te verhogen tot 50.000.-. Dit verzoek, dat omstandig en tevens met be
hulp van een begroting wordt toegelicht, ligt voor Uw Raad in de leeskamer ter visie.
Terzake moge worden opgemerkt, dat het adres op instigatie van ons college is
uitgegaan. De aanvrage namelijk van Breda Vooruit om ook voor 1955 weer een Paaskermis
te mogen organiseren, een kermis, waaruit voor de V.V.V. sedert een aantal jaren een
bate van gemiddeld 6.000.- per jaar resulteert, was voor ons college aanleiding zich
te beraden over de vraag, of deze wijze van indirecte subsidiëring diende te worden
gecontinueerd. Er waren reeds drie kermissen te Breda in het late seizoen. Het werd
niet fraai geacht deze voorjaarskermisdie indertijd als een tijdelijke bron van in
komsten voor Breda Vooruit werd gezien, blijvend voort te zetten. Deze vorm van inkom
stenverschaffing kan te minder worden gewaardeerd om de steeds veldwinnende gedachte,
dat overheidssubsidies beter rechtstreeks kunnen worden verleend dan gecamoufleerd en
indirect. Bovendien drukten aldus de lasten rechtstreeks op de ouders met kinderen.
Wij hebben dit aan de V.V.V. Breda Vooruit doen weten met de dezerzijdse bereid
heid om over het gehele subsidie te praten. In het daarop volgend onderhoud met het
Dagelijks Bestuur der Vereniging is gesteld, dat ons College gaarne bereid was Uw Raad
voor te stellen deze inkomstenderving voor de V.V.V. door een rechtstreekse subsidie
uit de gemeentekas op te vangen.
In dit onderhoud is tevens ter sprake gebracht een reeds eerder ingekomen ver
zoek der V.V.V. om de jaarlijkse rente uit het fonds Breda Oranjestad te harer be
schikking te stellen, teneinde daaruit de voorbereidingen te kunnen treffen voor een
festiviteit in het jaar 1957. Dezerzijds is gesteld, dat Breda vermoedelijk meer gebaat
zou zijn met een jaarlijks, doch telkens gevarieerd programma, dat de pension- en hotel
gasten, stadgenoten en eendags-bezoekers zou bezig houden, waardoor de vroeger meer
malen geuite klacht, dat Breda in de zomer niet anders bood dan het natuurschoon in
haar omgeving, zou worden opgevangen, althans verminderd. Op den duur zou Breda er
meer bij te winnen hebben, dat er "geregeld wel wat te doen was" dan bij incidentele
opzetten. Gesteld werd tevens dat Breda Vooruit de aangewezen organisatie was om der
gelijke zaken te verwezenlijken en dat de gemeente gaarne bereid was rekening te houden
met het feit, dat voor de telkens terugkerende voorbereidingen van dergelijke zaken
telkens terugkerende aanloopkosten moesten worden gemaakt. Het opvangen van dergelijke
kosten door het fonds Breda Oranjestad, zij het dan de rente daaruit, werd als oneigen
lijk gezien. Dit fonds zou kunnen worden aangewend om eventuele tekorten uit dergelijke
RNo2