GEMEENTE BREDA Bij volgnr 32b der agenda KINDERTOELAGEVERORDENING 1955. Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: a. de ambtenaar: hij te wiens aanzien van toepassing is een bezoldigingsregeling dezer ge meente, wegens welke de kindertoelage in een afzonderlijke verordening wordt geregeld; b. de wedde: de wedde in de zin van de voor betrokkene geldende bezoldigingsregeling. Onverminderd het bepaalde in artikel 10, worden in deze verordening onder kinderen niet begrepen de natuurlijke kinderen van de ambtenaar. Artikel 2. De ambtenaar, die op de eerste dag van enig kalenderkwartaal een of meer kin deren tot zijn last heeft beneden de leeftijd van 16 jaar, heeft, overeen komstig de bepalingen der volgende artikelen bij wijze van tijdelijke toelage, voor elk van die kinderen recht op een kindertoelage. Voor de toepassing van het bepaalde in het vorige lid worden onder kinderen beneden de leeftijd van 16 jaar mede verstaan: a. kinderen van 16 jaar of ouder, doch jonger dan 27 jaar, mits de tijd van deze kinderen, die voor werkzaamheden beschikbaar zou zijn, grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep en deze kinderen uitsluitend of in belang rijke mate voor rekening van de ambtenaar worden onderhouden. b. kinderen van 16 jaar of ouö.er, doch jonger dan 21 jaar, die naar het oor deel van Burgemeester en Wethouders ten gevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk het eerstkomende jaar buiten staat zullen zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen li chamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn uit arbeid te verwerven. Artikel 3. De kindertoelage wordt toegekend: a. aan ambtenaren wier bezoldiging per maand wordt betaald: met ingang van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde dag;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 298