GEMEENTE BREDA
DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN
VOOR WESTELIJK NOORD-BRABANT,
De Secretaris,
Bij volgnr 9 der agenda
KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN,
VOOR WESTELIJK NOORD BRABANTBREDA
No. K. 3711
Bericht op schrijven:
9 Maart 1955, no. i/1649
Onderwerp:
Winkelsluitingswet
Aan Burgemeester en Wethouders
van de gemeente
Breda, 4 April 1955.
Afschrift
Breda.
In antwoord op Uw schrijven van 9 Maart 1955, no. l/l649 hebben wij de eer Uw
College het navolgende mede te delen.
Door onze Kamer is een enquête gehouden onder de schoenwinkeliers van Breda
naar aanleiding van het verzoek der R.K. Schoenwinkeliersvereniging om op Maandag
morgen de schoenwinkels geopend te mogen hebben in de periode van de maanden Mei
tot en met September. Aan de Nederlandse Katholieke Bond van Administratief-, Ver
kopend- en Verzekeringspersoneel en de Nederlandse R.K. Bond van Handels-, Kantoor-
en Winkelbedienden werd verzocht eventueel gemotiveerde bezwaren te onzer kennis
te brengen.
Van slechts drie schoenwinkeliers werden bezwaren ontvangen.
Deze bezwaren waren de volgende:
1Ontkend wordt de belangstelling van toeristen;
2. De vrije Maandagmorgen biedt de enige mogelijkheid aan de betrokken winkeliers
om orde op zaken te stellen. Het gezin en personeel stelt prijs op deze vrije
morgen;
3. Het publiek is gewend aan de vrije Maandagmorgen.
Gezien het zeer geringe aantal schoenwinkeliers dat deze bezwaren heeft naar
voren gebracht, zijn wij van oordeel, dat deze bezwaren terzijde gesteld kunnen
worden.
Van de Nederlandse Katholieke Bond van Administratief-, Verkopend- en Ver
zekeringspersoneel vernamen wij de navolgende bezwaren:
1. Gevreesd wordt, dat de winkelbedienden in de betrokkene branche hun vrije halve
dag zullen moeten missen;
2. Gevreesd wordt, dat meerdere branches het voorbeeld van de schoenwinkeliers zul
len volgen;
3. Getwijfeld wordt aan de belangstelling van toeristen.
Wij zijn van oordeel, dat de vrije dag voor het winkelpersoneel voldoende ge
waarborgd wordt in het betreffende werktijdenbesluit.
Indien ook andere branches het voorbeeld der schoenwinkeliers willen volgen,
dan zal een desbetreffend verzoek op zijn eigen merites moeten worden beschouwd.
Het gaat niet aan bezwaar te maken tegen een voorgestelde regeling, omdat men vreest,
dat in andere gevallen wellicht ongemotiveerd een zelfde verzoek zal worden gedaan.
Wanneer de betrokken schoenwinkeliers van oordeel zijn, dat vreemdelingen een be
langrijk deel van hun kopers vormen en zij daarom ook op Maandagmorgen wensen open
te blijven, dan moet dit verzoek worden ingewilligd, tenzij kan worden aangetoond,
dat hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Het invoeren van de halvedagsluiting
immers moet in wezen geschieden of worden gehandhaafd in het belang van de betrokken
winkeliers zelf. Stelt men daar geen prijs op dan is een halvedagsluiting ook over
bodig, (Memorie van antwoord Tweede Kamer Winkelsluitingswet)
Bij onze Kamer bestaan derhalve geen bezwaren tegen inwilliging van het verzoek
der R.K. Schoenwinkeliersvereniging, gericht aan Uw College d.d. 2 Februari 1955.