GEMEENTE BREDA
Volgnr 25 der agend;
Bijlagen 1955
nr 206
4 April 1955
VI/6188
Voorstel van de Burgemeester tot wijziging
van de Verordening, regelende het wachtgeld
en het pensioen voor de Wethouders en het
pensioen voor hun weduwen en wezen (gem.bl.
No. 1217).
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
In artikel 4 van bovengenoemde verordening is bepaald, dat het pensioen van de
wethouder voor elke maand, dat hij wethouder is geweest, 1/240 deel bedraagt van de
laatstelijk genoten jaarwedde.
In verband met het bepaalde in artikel 101 der Gemeentewet heeft dit tengevolge,
dat het maximale wethouderspensioen (zijnde de helft van die jaarwedde) wordt bereikt
bij een wethouderschap van 10 jaar.
De hoogte van het (eventuele) wethouderspensioen is voorts bepalend voor die van
het pensioen van de weduwe en wezen.
In de gemeente Eindhoven en 1s-Hertogenbosch bedraagt het wethouderspensioen voor
elke maand, dat iemand wethouder is geweest, 1/192 deel van de jaarwedde, zodat het
maximum-pensioen wordt bereikt na een diensttijd van 8 jaren.
Naar mijn mening zijn er op dit punt geen redenen aanwezig cm de pensioenregeling
voor de wethouders dezer gemeente in ongunstige zin te doen afwijken van de voorzie
ningen, welke in Eindhoven en 's-Hertogenbosch ten deze zijn getroffen.
Ik moge Uw Raad daarom in overweging geven in artikel 4, tweede lid, van genoemde
verordening 1/240 te wijzigen in 1/192.
De Burgemeester van Breda
C. KORTMAND