Volgno. 3 der agenda
bebouwing en/of beplanting niet zonder toestemming van ons college worden opgericht.De
door adressant gevraagde aanvulling op artikel 7 van de bebouwingsvoorschriften is dan ook
niet nodig, temeer omdat het ook een gemeentelijk belang is, de verkeersveiligheid zoveel
mogelijk te bevorderen. In een op 10 Mei j.l. gehouden bespreking met de Eoofdingenieur-
Directeur van de Rijkswaterstaat in de Provincie Noord-Brabant is komen vast te staan dat
deze genoegen zal nemen met een toezegging van Uw College, dat bij de realisatie van het
uitbreidingsplan met zijn wensen.welke aanleiding gaven tot de door hem ingediende bezwa
ren rekening, zal worden gehouden.
Bij het ontwerpen van het thans voorliggende plan is geen rekening gehouden met de
bestemming voortuinen. Aan de voorzijde van de geprojecteerde eengezinshuizen is gedacht
aan een strook openbaar groen. Bij nader inzien komt het ons beter voor met de genoemde
bestemming alsnog rekening te houden. In verband hiermede dient de redactie van de artike
len 7 en 14 nog wijziging te ondergaan.
Artikel 7 ware te wijzigen in:
"Op de gronden welke de bestemming hebben van passieve recreatie, hetzij in de vorm van
"openbaar groen of in de vorm van voortuinen, is geen bebouwing toegestaan, met uitzonde-
"ring van gebouwtjes ten dienste van de bestemmingopenbaar groen. De bestemming geldt voor
"de gronden gelegen aan de vóórzijde van de eengezinshuizen."
Artikel 8 ware aan te vullen met:
"De afscheidingen tussen de voortuinen en de openbare weg en de voortuinen onderling moe-
"ten bestaan uit een stenen of betonnen muurtje ter hoogte van maximum 0,30 mtr met een
"haagbeplanting ter hoogte van maximum 0,75 mtr boven de kruishoogte van de aanliggende
"weg. De soort van voortuin-afscheiding moet voor iedere straat aan de beide zijden worden
"uitgevoerd gelijk aan de eerste in die straat aangebrachte afscheiding."
Teneinde ontheffing van het voorschrift ex artikel 8 sub 9 mogelijk te maken, hetgeen
wijwenselijk achten teneinde enige variatie te verkrijgen, zal artikel 15 dienen te worden
aangevuld met
c. het bepaalde in artikel 8, sub 9, indien zulks naar hun oordeel wenselijk of noodzake
lijk is.
De c, d, e en f van dit artikel, worden dan respectievelijk d, e, f en g.
Op grond van het bovenstaande stellen wij U voor:
1in te trekken het op de bij dit besluit behorende tekening no.15336 in rode kleur aan
gegeven gedeelte van hot partieel uitbreidingsplan in hoofdzaken Brabantpark, vastgesteld
bij Uw besluit d.d. 12 Maart 1952, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d.
29 October 1952, G.no.33060 H;
2. vast te stellen het partieel uitbreidingsplan in onderdelen "Brabantpark B" overeenkom
stig de bij dit besluit behorende tekening no.15546 met de daarbij behorende bebouwings
voorschriften, gewijzigd zoals hiervoor is aangegeven;
3. het bezwaarschrift van de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat ongegrond te
verklaren;