Volgno. 8 der agenda
-2-
gende en onoverzichtelijke situatie (blijft) bestaan betreffende het vraagstuk van de
regeling der Geneeskundige Verzorging. Een schematisch overzicht van de loop der hier
mede samenhangende werkzaamheden en handelingen levert hiervan een overtuigend bewijs.
Het komt vele leden dringend gewenst voor, dat eerdergenoemde reorganisatie van 1951
thans spoedig haar sluitstuk krijgt door een nieuwe en aan de tijd aangepaste regeling
ten aanzien van de Geneeskundige Verzorging, welke regeling dient te bereiken, dat de
talrijke en omvangrijke werkzaamheden, die de Geneeskundige Verzorging raken, voor
zover toelaatbaar, naar één dienst worden samengetrokken (P.21 1955)
In ons antwoord op het Centraal Rapport schreven wij: "Ha de reorganisatie van de
Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken in 1951 is inderdaad nog geen afdoende rege
ling getroffen voor wat betreft het verhaal van kosten verbonden aan, wat men noemde,
de "Geneeskundige Armenzorg"speciaal ten aanzien van de kortstondige verpleging en
de verstrekking van kunstmiddelen. In het algemeen lijkt ons een overgang van dit on
derdeel van de Geneeskundige Dienst naar de Burgerlijke Instelling c.q. de Dienst voor
Sociale Zaken gewenst om organisatorische en financi'ële redenen. De samentrekking der
werkzaamheden heeft dan ook onze aandacht, doch zij dient te worden ingepast in de re
organisatie van de Sociale Dienst, welke door de nieuwbouw eerst goed kan worden
doorgevoerd, en het algemeen beleid ten aanzien van de Geneeskundige Dienst, dat wij
in verband met de op handen zijnde mutaties aan de top, opnieuw willen bezien".
Thans hebben wij de eer U hierbij een concreet voorstel aan te bieden, waarvan de
strekking is de behartiging van de sociale en financiële aspecten van de gehele Ge
neeskundige Armenzorg te concentreren bij de Burgerlijke Instelling voor Maatschappe
lijke Zorg.
Uit een oogpunt van efficiency zijn de aan deze concentratie verbonden voordelen
zeer duidelijk, omdat het in de oude situatie practisch zo was, dat
a. de administratieve bemoeiingen van de Geneeskundige Dienst met de z.g. langdurige
verplegingen practisch een doublure vormden van de administratie, welke de Burger
lijke Instelling voerde op grond van de in 1951 opgedragen taak;
b. de administratieve behandeling van de z.g. kortstondige verpleging en haar sociale
en financiële aspecten in handen was van de G.G.D.zodat feitelijk twee gemeente
lijke organen met de toepassing van het verhaalsrecht der gemeente waren belast.
In de situatie welke wij thans voor ogen hebben zal in concreto de Gemeentelijke
Geneeskundige Dienst aan de Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg over
dragen
1. de administratie van de z.g. langdurige verpleging, inclusief die welke verbonden
is aan de verzorging van geestelijk gestoorden;
2. het declareren van subsidies inzake sanatorium- en krankzinnigenverpleging;
5. het op sociale indicatie nemen van beslissingen en het verlenen van machtigingen
- na het stellen van de medische indicatie door de G.G.D. - inzake z.g. kortstondige
verplegingen, waaronder mede begrepen worden de verstrekkingen van medische kunst
middelen;
4. de administratie inzake de kortstondige verplegingen, inclusief ziekenvervoer en
vervoer van krankzinnigen;
5. het vaststellen van bijdragen terzake van geneeskundige armenzorg in de meest ruime
zin;
6. het mededelen van deze bijdragen aan betrokkenen;
7. het op sociale indicatie afgeven van consenten voor vrije verloskundige hulp en voor
vrije geneeskundige verzorging door de arts belast met de bijstand van het woonwagen
kamp.
Uit deze opsomming zal U duidelijk zijn, dat de taak van de Geneeskundige Dienst
beperkt blijft tot het vaststellen van de medische noodzakelijkheid van enige door be
langhebbende gevraagde verzorging. Wij zouden deze lijn ook willen vasthouden voor ge
vallen welke niet direct onder de zo juist genoemde punten vallen.