Volgno.3 der agenda -2- tapvergunningen 107 volledige vergunningen 32 slijtvergunningen 22 sociëteitsvergunningen 2 totaal 163 De hotelvergunningen tellen voor de berekening van het maximum niet mede. Bij het wettelijk aantal vergunningen (d.i. 1 per 500 inwoners) zou het aantal ver gunningen thans 196 mogen bedragen. Het werkelijk aantal bedraagt thans 163, zodat het aantal vergunningen thans ligt op 2Cbeneden het wettelijk niveau. In 1936 lag dit aantal op 16beneden het wettelijk niveau. Blijkens de destijds door de Sociografische Dienst opgemaakte bevolkingsprognose zal de bevolking van Breda in 1970 ca 125.000 zielen bedragen. Momenteel is op 29 ver gunningen artikel 29, 1e lid der Drankwet toegepast, hetgeen zeggen wil, dat deze niet meer overschrijfbaar zijn en dus vermoedelijk zullen uitsterven binnen nu en 15 jaar. Het aantal vergunningen zal derhalve in genoemd jaar 1970, 134 bedragen, hetgeen be tekent, dat dit aantal alsdan op ca 46beneden het wettelijk niveau ligt (1 per 932 inwoners) Aangenomen, dat er in de volgende 15 jaren na 1970 nog ca 30 vergunningen zullen uitsterven, dan zal het aantal vergunningen in 1985 ca 100 bedragen en dit laatste cij fer derhalve effectief worden. Het aantal inwoners zal dan naar schatting ongeveer 150.000 zielen bedragen; het verhoudingscijfer is dan 1 vergunning per 1500 inwoners, d.i. 66% beneden het wettelijk niveau. Wat nu betreft de vraag of door handhaving van. het Koninklijk Besluit van 4 November 1935 de verlaging van het maximum moet worden bestendigd, kunnen de meningen uiteraard verdeeld zijn. Onzerzijds willen wij stellen, dat de conjunctuur thans gunstig is, d.w.z. dat er een gunstige gelegenheid is om van hogerhand medewerking te verkrijgen om te komen tot een ander maximum. Niemand kan zeggen of deze conjunctuur over 5 jaar (als Uw Raad zich hieromtrent wederom kan uitspreken) nog zo ligt. Het heeft dus zin zich thans te be raden over een eventuele wijziging. Indien men het er over eens kan zijn, dat de huidige kans om tot herziening van het maximum te geraken aanleiding geeft om de zaak te bezien, dan rijst de vraag welke de motieven zijn die aanleiding tot herziening geven en welk maximum voor deze gemeente als passend moet worden beschouwd. Als motieven kunnen worden aangevoerd: a. de handel in vergunningen. b. de vergroting van het grondgebied der gemeente; de uitleg van de bebouwing en het daardoor ontstaan van behoeften. Ad a. Een van de redenen waarom zou kunnen worden gestreefd naar een herziening van het maximum is de handel in vergunningen. Hoe meer het aantal vergunningen wordt beperkt, hoe meer het monopolisch karakter van de geldende vergunningen wordt versterkt. Heeft de wetgever bij de wijziging van de Drankwet in 1931 mede voor ogen gehad de handel in vergunningen tegen te gaan, de ervaring in deze gemeente heeft geleerd, dat met de gewijzigde bepalingen dit doel geenszins is bereikt. Indien iemand in deze gemeente in het bezit wil komen van een vergunning, dewelke hij via artikel 8, 1e lid, of via artikel 29, 2e lid der Drankwet op zijn naam kan krijgen, zal hij daarvoor een kapitale som per vergunning moeten betalen (bij toepassing van artikel 8, 1e lid, moeten zelfs twee verklaringen van afstand van twee vergunningen worden overgelegd).Er kan hier worden gesproken van een kwaad, dat door vermindering van het aantal vergunningen in de hand wordt gewerkt. Ad b. Het grondgebied dezer gemeente werd na 1942 circa 5 maal zo groot. De uitleg van de bebouwing dezer gemeente in diverse richtingen zal in de toekomst nieuwe behoeften doen ontstaan. Men kan niet straffeloos vergunningen uit het centrum der stad weghalen, zonder daarmede aan het hart der stad schade toe te brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 687