Volgno. 3 der agenda -3- Een en ander impliceert dus dat met een verdere verlaging van het aantal vergun ningen niet moet worden voortgegaan. Daar wij niet willen streven naar herstel van het wettelijk maximum (l vergunning per 500 inwoners) achten wij een verhoudingsgetal van 1 vergunning per 600 inwoners voor deze gemeente een passend getal. Deze verhouding zal tot gevolg hebben, dat het aantal vergunningen per 1 Januari 1956 in deze gemeente zal komen op een aantal, hetwelk er in werkelijkheid thans is.Hierdoor zal aan het monopolist karakter van de bestaande vergunningen een einde worden gemaakt de handel in vergun ningen zal ophouden omdat het straks via de normale weg van artikel 17 der Drankwet (candidatenlijst) mogelijk zal worden (overigens spaarzaam) een vergunning van de over heid te verkrijgen. Op grond van het conjunctuur-, het handels- en het behoeftemotief menen wij deze verhouding bij Uw Raad te moeten aanbevelen. Naast het vaststellen van een ander maximum, menen wij te moeten streven naar verhoging van het peil van de vergunningszaken. Door het stellen van nadere eisen aan de localiteiten, waartoe het eerste lid, sub 3, van artikel 10 der Drankwet, S1931 no. 476, Uw Raad de bevoegdheid geeft, zal van lieverlede voor het bebouwde deel der gemeente verbetering worden verkregen in die zin, dat geen zgn. kroegjes meer kunnen ontstaan en dat b.v. slijtvergunningen, die normaal niet aan de eisen van het Drankwet besluit 1932 behoeven te voldoen en derhalve gevestigd konden worden in alle mogelijke en onmogelijke localiteiten, thans aan de eisen bij de verordening gesteld moeten vol doen. Aan deze verordening ligt het volkgezondheidsmotief ten grondslag. Deze nadere eisen zouden wij zodanig willen gesteld zien, dat in het gedeelte van deze gemeente met een rood-wit geblokte arcering op de bij de verordening behorende kaart aangegeven, alleen vergunningen mogen worden verleend, indien de inrichtingen - die voor wat betreft de tapvergunningen normaal reeds moeten voldoen aan. de eisen van het Drankwetbesluit 1932 - tevens voldoen aan de eisen gesteld bij de hierbij in ont werp gaande verordening met toelichting. Omtrent deze opzet (zowel wat betreft de verhoging van het maximum als over de ontwerp-verordening) is overleg gepleegd met de Hoofd-inspecteur van de Volksgezondheid, belast met de zaken rakende de drankbestrijding te s-Gravenhagedie hiermede zijn in stemming heeft betuigd. ^elet op het vorenstaande mogen wij Uw Raad in overweging geven; I. aan H.M. de Koningin voor te stellen het Koninklijk Besluit van 4 November 1935,no. 39, tot vaststelling van het maximum aantal vergunningen voor de verkoop van sterke drank in het klein voor deze gemeente, met uitzondering van. de hötelvergunningen, op 100, in te trekken; II.Hare Majesteit voor te stellen het maximum aantal vergunningen voor deze gemeente te bepalen op 1 vergunning per 600 inwoners; III.vast te stellen de hierbij in ontwerp gevoegde verordening tot vaststelling van eisen waaraan localiteiten moeten voldoen om voor een vergunning in aanmerking te kunnen komen. Burgemeester en Wethouders van Breda, •C.Kortmann burgemeester. Van Woensel secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1955 | | pagina 688