a
GEMEENTE BREDA
Bijlagen 1955
no.471
10 Augustus 1955
Vl/14498
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
sluiten van een verzekering tegen de gevolgen
van dienstongevallen voor een gedeelte van het
personeel en tot wijziging van de artikelen 12 en
13 van de Verordening regelende de aanspraken in
geval van ziekte voor ambtenaren van de gemeente
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Breda, (gem.blad 1993, nc. 1263)
Nadat Uw Raad besloten had tot het sluiten van een ongevallenverzekering voor de leden
van ons College en de Gemeente-Secretaris (ons voorstel van 30 November 1954, no. Vl/21074»
Bijlagen 1954, no. 639), hebben wij in beschouwing genomen de vraag, in hoeverre een nadere
voorziening terzake voor het personeel wenselijk is te achten.
Na een ontslag wegens blijvende arbeidsongeschiktheid tengevolge van een ongeval, in
verband met de dienst ontstaan, zal de ambtenaar of werkman, mits hij voldoende diensttijd
heeft, en zullen na diens overlijden zijn nagelaten betrekkingen, aanspraak hebben op pen
sioen krachtens de Pensioenwet 1922 (Stbl. 240), waarvan de hoogte van verschillende fac
toren afhankelijk is.
Daarnaast ontvangen do ambtenaren en werklieden die werkzaamheden verrichten ten aan
zien van welke de gemeente wordt geacht een verzekeringsplichtig bedrijf uit te oefenen,
als bedoeld in de ongevallenwetten (dit is het personeel bij alle technische diensten), en
bij hun overlijden hun nagelaten betrekkingen, een rente krachtens een der ongevallenwetten.
Dit personeel verkeert ten aanzien van de gevolgen van een dienstongeval derhalve in
een gunstiger positie dan hot overige personeel, want bij blijvende invaliditeit of dood
wordt als regel pensioen en rente tesamen genoten. Deze regeling brengt voor de gemeente
een vrij willekeurige onderscheiding van haar personeel te weeg; zo vallen de loonadmini-
strateur en boekhouder bij de Pachtbedrijven wel, hun collega's bij de Dienst van Sociale
Zaken en ter Secretarie niet onder de Ongevallenwet 1921
Indien het onderscheid zou berusten op de mate van het ongevallenrisico, dan ware
het misschien te aanvaarden, ofschoon - naar het ons voorkomt - het verschil in risico
eerder in de door de gemeente te betalen premie dan in do omvang van de sociale voorzie
ningen tot uitdrukking zou moeten komen. Nu echter het verschil in aanspraken ontstaat
niet uit de werkzaamheden zelf, maar naar de dienst, waarbij die werkzaamheden worden ver
richt, komt het ons gewenst voor de ongelijkheid in rechten op te heffen. Dit kan het bost
geschieden door het sluiten van een verzekering op de voet van de ongevallenwetten voor
het niet wettelijk tegen ongevallen verzekerd personeel.
Hiermede wordt niet alleen een rechtsgelijkheid voor het gehele personeel bevorderd,
doch ontstaat in het algemeen ook oen redelijk te achten voorziening bij blijvende inva
liditeit of dood tengevolge van een dienstongeval.
Krachtens een verzekering op de voet van de Ongevallenwet zal de gemeente voorts ton
behoeve van de betreffende personeelsgroepen een dekking verkrijgen ten aanzien van de
kosten voor genees- en heelkundige behandeling wegens een dienstongeval, welko kosten
Volgno.3'7 der agenda
P Mo o