GEMEENTE BREDA I Bijlagen 1956 no. 625 5 december 1956 VI/20760 Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoe ming van een leraar in vaste dienst aan de Gemeen telijke School voor Scheepswerktuigkundigen. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. De heer P.L. Dessens, leraar in scheepswerktuigkunde en vaktekenen aan de Gemeentelijke School voor Scheepswerktuigkundigen is van 6 september 1954 af in tijdelijke dienst werkzaam. Aangezien de heer Dessens zijn taak naar behoren vervult en voor de te geven les sen bevoegd is, hebben wij de eer hem, overeenkomstig het voorstel van de directeur, waarin tevens het advies van de Commissie voor het Nijverheidsonderwijs is vervat, voor benoeming in vaste dienst voor te dragen. De datum van ingang ware te bepalen op 1 november 1956. Per dezelfde datum, ware diens aanstelling in tijdelijke dienst te beëindigen, zulks in afwijking van Uw besluit van 17 oktober 1956, waarbij de heer Dessens met ingang van 1 augustus 1956 voor de duur van het op 51 juli 1957 eindigende cursus jaar 1956/1957 werd herbenoemd tot leraar in tijdelijke dienst. Wegens administratieve redenen verdiende het toen geen aanbeveling om tot be noeming in vaste dienst over te gaan. Aan de benoeming waren ingevolge de Nijverheidsonderwijswet en het Rechtsposi tiebesluit N.O. 1955} de volgende voorwaarden te verbinden: 1 dat aan de benoemde een getal lesuren kan worden opgedragen als in verband met de belangen van het onderwijs zal blijken nodig te zijn en 2. dat de voordracht door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen wordt goedgekeurd Het advies van de Directeur en de minuut van de ter goedkeuring ingezonden voor dracht liggen voor U ter visie in de raadzaal. Burgemeester en Wethouders van Breda, C. Kortmann burgemeester. Van Woensel secretaris. Noot: Krachtens artikel 25, leden 1 en 2 van de Nijverheidsonderwijswet worden de leraren der gemeentelijke nijverheidsscholen benoemd door de Gemeenteraad uit een voordracht van benoembaren, welke is opgemaakt door Burgemeester en Wethouders, na dat de Directeur, wiens advies wordt overgelegd, is gehoord. De voordracht behoeft de goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Voorts is in artikel 8, lid 1 van de verordening, regelende de samenstelling en de werkkring der commissie van toezicht op de gemeentelijke nijverheidsscholen (ge meenteblad no.591jbepaald, dat de Commissie voor het Nijverheidsonderwijs de Raad en Burgemeester en Wethouders van bericht en advies dient omtrent alles wat met het nijverheidsonderwijs in verband staat. RNo2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 1059