GEMEENTE BREDA Volgno. 15 der agenda
Bijlagen 1956
no. 91
8 februari 1956
Vl/2808
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot in
trekking van artikel 8 van het Reglement voor de
Kleuterleidsters 1954.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
De meeste bepalingen van het Reglement voor de Kleuterleidsters 1954 en van de
Salarisverordening Kleuterleidsters 1955 zijn van rechtswege opgehouden te gelden op
1 januari 1956, door de inwerkingtreding van de Kleuteronderwijswet, of zullen op
houden te gelden bij de inwerkingtreding van de in die Wet gevorderde Algemene Maat
regelen van Bestuur.
De bepalingen dezer verordeningen, die voorzien in punten, welke de nieuwe wet
aan de gemeente ter regeling overlaat, dienen naar ons inzicht opnieuw te worden be
zien, mede in het licht van de strekking der wet en van de nog tot stand te komen uit
voeringsvoorschriften daarvan.
Door de haast onmiddellijke inwerkingtreding der Wet, waarvan doe uitvoerings
voorschriften nog moeten worden vastgesteld, is het niet mogelijk reeds met een voor
stel terzake te komen.
Artikel 8 van voornoemd Reglement kent aan de kleuterleidsters, aan wie ontslag
wordt gegeven, b.v. wegens beperking van het aantal leerkrachten, recht op een wacht
geld toe overeenkomstig de Wachtgeldregeling dezer gemeente, Gem.blad 1951, no. 1204.
Nu is in de Kleuteronderwijswet bepaald dat:
a. een ten laste van het Rijk komend wachtgeld wordt toegekend aan de kleuterleidsters,
wier bezoldiging ten laste van het Rijk kwam en die zijn ontslagen b.v. omdat door
daling van het aantal kleuters der school bij continuering van het dienstverband
de bezoldiging niet meer voor rijksvergoeding in aanmerking zou komen.
b. de gemeente kan voorzien in een wachtgeldregeling voor de zgn.boventallige leidsters
aan de gemeentelijke kleuterscholen (wier bezoldiging niet ten laste van het Rijk,
doch van de gemeente komt).
De wachtgeldregeling ex artikel 8 van het Reglement voor de Kleuterleidsters
1954 moet thans worden aangemerkt als een dergelijke, onder b. bedoelde vrijwillige
gemeentelijke regeling.
Krachtens genoemde wet komt de bezoldiging van boventallige leidsters van de
bijzondere kleuterscholen ten laste van de gemeente, indien deze zelf dergelijke
leidsters in dienst heeft. Deze dan uit de gemeentekas bezoldigde leidsters hebben
tevens automatisch aanspraak op wachtgeld uit een eventueel onder b. be
doelde gemeentelijke wachtgeldregeling.
wij menen, dat er.alleszins aanleiding bestaat de wachtgeldregeling van artikel
8 van voornoemd Reglement in te trekken nu zij krachtens de Kleuteronderwijswet zou
R No^aan gelden voor groepen, voor wie zij bij de vaststelling niet was bedoeld, naar een
toen niet voorkomende onderscheiding van niet- en wel boventallige kleuterleidsters.